Wat concluderen we uit de voorstellen?
1. Rechts bespaart het meest
Zeg mij hoeveel miljard u bespaart, en ik zeg u waar u in het politieke spectrum zit. Linkse partijen, zoals de SP.A en Groen, bezuinigen het minst. Zij besparen op het eind van de bestuursperiode respectievelijk 7,8 en 8,3 miljard euro. Aan de andere kant van het spectrum zitten Vlaams Belang en N-VA, die 22,5 en 15,9 miljard besparen. Open VLD (14 miljard) en CD&V (12 miljard) zitten daar tussenin.
Rechtse partijen snijden om twee redenen dieper dan linkse partijen. Het overheidsbeslag op de economie is te groot, zo wordt geredeneerd. Dus kan er wel wat ontvet worden. In de sociale zekerheid worden miljarden gevonden door inefficiënties weg te werken. Bij de federale overheid worden vertrekkende ambtenaren maar selectief vervangen.
Linkse partijen zijn terughoudender en willen meer taken in handen van de overheid houden. Het is een klassiek twistpunt: linkse partijen menen dat de markt niet goed werkt en dat de overheid het moet oplossen. Bij rechtse partijen is dat net andersom.
Hoeveel een partij wenst te besparen, hangt ook af van twee andere factoren: hoe groot zijn de ambities van de partij in de komende bestuursperiode, en wil de partij die ambities financieren met besparingen dan wel met nieuwe inkomsten. Over die ambities en de verhouding tussen besparingen en inkomsten hebben we het uitgebreid in aflevering 4 van Rekening14. Uit aflevering 1 bleek al dat partijen in de komende bestuursperiode een aanzienlijk fiscaal cadeau geven aan de werkenden. Rechtse partijen zijn daar guller in. De keerzijde is dat ze ook harder moeten besparen.
2. Links ontziet sociale zekerheid
De sociale zekerheid zorgt ervoor dat niemand uit de boot valt, door zieken, arbeidsongeschikten en werklozen van een uitkering te voorzien. Ook de pensioenen vallen eronder. Maar de sociale zekerheid blijkt een nauwelijks in te tomen uitgavepost. Als de volgende regering niet ingrijpt, dan stijgen de kosten in de sociale zekerheid tegen 2019 met meer dan 12 miljard, een toename van 13 procent. Dat is flink meer dan de inflatie.
Alle partijen beseffen dat die meeruitgaven ingedijkt moet worden. In de mate waarin ze aan de sociale zekerheid raken, bekennen partijen opnieuw ideologisch kleur. N-VA zoekt 9 miljard, of maar liefst 57 procent van zijn besparingen in de sociale zekerheid, en spreidt die gelijkmatig over pensioenen, gezondheidszorg en werkloosheid. Ook CD&V en Open VLD zoeken de helft van de bezuinigen bij de sociale zekerheid. De liberalen willen vooral besparen op geneesmiddelen en ziekenhuizen, de christen-democraten zeggen niet waar ze precies willen besparen.
De linkse partijen werpen zich op als behoeders van de sociale zekerheid, en ze ontzien die uitgavepost dan ook. SP.A wil 2,8 miljard besparen, Groen bestrijdt de overconsumptie in de gezondheidszorg wat 2,3 miljard oplevert. De twee partijen besparen het minst, maar zoeken ook procentueel het minst nieuwe besparingen in de sociale zekerheid. SP.A concentreert 38 procent van zijn besparingen op de sociale zekerheid. Bij Groen is dat minder dan een derde.
Vlaams Belang toont zich hier een buitenbeentje. De partij heeft het grootste besparingsprogramma, maar minder dan een kwart daarvan gebeuren in de sociale zekerheid.
3. Regio’s moeten harder aan de broeksriem trekken
Alle partijen willen dat de regio’s harder besparen dan het federale niveau. Dat is ook niet verwonderlijk, want alle gewesten, gemeenschappen en gemeenten geven samen bijna dubbel zoveel uit als de federale overheid. Bovendien hebben de vorige regeringen al hard gesneden in de federale uitgaven, waardoor er niet zo gek veel meer te rapen valt.
Open VLD trekt die logica het verst door. Driekwart van de besparingen die niet in de sociale zekerheid gezocht worden, komen in het bespaarbakje van de gewesten en gemeenschappen terecht. Net als alle andere partijen verwacht Open VLD dat de regio’s 1,1 miljard zoeken om de begrotingen in evenwicht te krijgen. Daarbovenop wordt ook een gedeelte van de factuur voor de verlaging van de personenbelasting toegeschoven. De federale overheid int die belasting, maar stort een deel door naar de regio’s. Ook andere partijen die de belasting verlagen, zoals N-VA en CD&V, schuiven de factuur door.
De N-VA is het mildst voor Vlaanderen. De grootste bespaarpost voor de regio’s is bij de Vlaams-nationalisten de indexsprong. N-VA rekent stevig door in de besparing die de indexsprong oplevert. Hij levert 1,65 miljard euro op. De N-VA stelt immers dat de indexsprong niet enkel voor de ambtenarenlonen geldt, maar ook ‘voor de totale finale uitgaven’. Daarmee bedoelt de partij dat er, in 2015, ook in een rem wordt gezet op de uitgaven van de Vlaamse overheid.
Groen en SP.A verlangen een relatief grote besparing van het regionale niveau. Voor een groot stuk zijn de beoogde besparingen verschuivingen binnen het Vlaamse beleid. De partijen willen investeren in Vlaanderen, maar zoeken daarvoor ook de middelen door eigen uitgaven te schrappen. Beide partijen willen een halt toeroepen aan de wildgroei aan agentschappen.
4. Partijen stellen een dieet voor, maar de kiezer blijft op zijn honger
Alle partijen willen dat de rekening klopt, en vinden dat de overheid tegen 2019 op dieet moet. Maar op de meeste punten wordt geen concrete invulling gegeven van de besparingen. Het is een beetje als iemand die 10 kilo dreigt te verdikken, en vervolgens voor over vijf jaar het volgende gedetailleerde besparingsplan voorstelt: 2 procent minder middagmaal, 100 gram minder tussendoortjes en 67 minuten sport per week. Dat plan kan werken, maar het is moeilijk in te schatten of het ook in de praktijk te brengen is.
De overheid geeft jaarlijks 221 miljard uit. Gemiddeld willen de partijen 13 miljard besparen, of dus 6 procent. Dat lijkt haalbaar, maar veel uitgaven zijn ‘niet samendrukbaar’, zoals dat heet. Aan het gros van de pensioenlasten kan men bijvoorbeeld niets doen, want geen enkele partij haalt het in zijn hoofd om de wettelijke pensioenen te verlagen.
Toch geven de cijfers een indicatie van de haalbaarheid. Een eerste factor is de grootte van de besparingspost. Als het mogelijk is om 2 miljard te besparen in een uitgavepost, dan is het zeker mogelijk om 1 miljard te besparen. Kleine besparingen zijn dus realistischer.
Een tweede indicatie is of tegenover de besparing een concrete maatregel staat. Het is aannemelijk dat de beperking van een werkloosheidsuitkering in de tijd een besparing oplevert. Bij het behalen van allerhande ‘efficiëntiewinsten’ is dat veel minder duidelijk.