Onderzoek CurieuzeNeuzen in de Tuin
Hoe 2 miljoen tuinen ons helpen in de strijd tegen extreme regenval
De natste zomer in twee eeuwen gaf het klimaatonderzoek CurieuzeNeuzen in de Tuin een onverwachte wending. We kregen een uniek zicht op hoe tuinen en natuurgebieden extreme neerslag helpen bufferen. Tuinen zijn krachtige sponzen, maar in de steden en de valleigebieden staan ze onder druk.
De regenbom die in juli het oosten en het zuiden van het land teisterde, confronteerde ons met een harde werkelijkheid. De klimaatverandering gebeurt hier en nu, in onze oververhitte steden en in door watersnood verwoeste dorpen.
Hoe kunnen we ons wapenen? En welke rol kunnen tuinen daarbij spelen?
Vlaanderen is een van de meest volgebouwde regio’s ter wereld. Dat is een grote handicap voor een goed waterbeheer. De keerzijde is dat we veel tuinen hebben – zo’n 12 procent van het Vlaamse oppervlak bestaat uit privétuinen, ruim 2 miljoen in totaal. Daar zit potentieel een grote hefboom, want tuinen zijn sponzen die water opnemen en zo de gevolgen van extreem nat en droog weer kunnen temperen.
Sommige tuinen zijn actieve sponzen, andere helemaal niet
Tussen 1 mei en 30 september 2021 hebben de Vlaamse tuinen samen 213.113 olympische zwembaden regenwater opgevangen. Dat is bijna 533 miljard liter die in de bodem infiltreerde en dus niet op straat of in de riolering terechtkwam. Als je dat uitgiet over Vlaanderen, heb je een laag water van net geen 4 centimeter. Via onze gazons sijpelde het naar de diepere grondlagen om zo het grondwater aan te vullen.
Tuinen zijn dus zeer efficiënte sponzen. Als we de data uit de vochtsensoren van CurieuzeNeuzen vergelijken met de neerslagdata van het KMI, blijkt dat de Vlaamse tuinen gemiddeld minstens 60 procent van het gevallen hemelwater hebben opgevangen. Maar niet alle tuinen slagen daar even goed in.
Sommige tuinen konden maar een kwart van het gevallen regenwater opnemen. Andere namen meer dan 150 procent op. Zij absorbeerden niet alleen hun eigen regenwater, maar ook een deel van dat van de buren, of water dat afstroomde van verharde oppervlaktes in de omgeving. Het gemiddelde maskeert dus dat sommige tuinen heel hard werken als sponzen, terwijl andere er veel minder in slagen om water te bergen.
Om te begrijpen wat hier speelt, gaan we even terug naar de episode van de regenbom. We kijken naar 15 juli 2021. Toen kregen niet alleen Luik en Limburg, maar ook Antwerpen en Vlaams-Brabant een deel van de waterbom te verwerken.
Op KMI-radarbeelden kunnen we zien hoeveel regen elke CurieuzeNeuzen-tuin te verwerken kreeg. De grens is hard: in het westen van Vlaanderen viel geen druppel, het oosten kreeg extreem veel neerslag.

Deze unieke gebeurtenis zet alles op scherp. Vlaams-Brabant, Antwerpen en Limburg vormen een grote regio waar de regen met bakken uit de lucht viel. Toch zijn er tuinen die zo goed als niets daarvan hebben geabsorbeerd, terwijl andere net wel alle hemelwater hebben verwerkt.

In Antwerpen of Mechelen gingen de tuinen op 15 juli in overdrive, terwijl veel tuinbodems in het zuiden van Limburg, het Hageland of het Pajottenland amper water opnamen. Hoe is dit te verklaren?
‘Tuinen in steden of valleigebieden zijn essentieel om water te bergen. Maar er zijn grenzen aan wat ze kunnen slikken’
Wat verklaart of een tuin veel water kan bergen?
Miezer of stortregen?
Op 15 juli gingen in het oosten van Vlaanderen de hemelsluizen open. Toch zijn er sensoren die amper vocht hebben geregistreerd. Wel of geen regen is dus geen verklarende factor.
Wat wel speelt, is de intensiteit van die neerslag. Opmerkelijk: hoe harder het regende, hoe minder de tuinen hebben opgevangen. Bij ongeveer 20 liter regen per vierkante meter absorbeerden ze gemiddeld iets meer dan de helft. Steeg het regenvolume tot 50 liter, dan namen de tuinbodems daar gemiddeld maar hooguit een kwart van op. Langdurige motregen is dus interessanter dan een korte hevige bui.

Dat de tuinsponzen het laten afweten bij hevige neerslag, is te verklaren door de snelheid waarmee bodems water kunnen slikken. Giet je met korte tussenpozen een bekertje water over een spons, dan kan die dat beter verwerken dan wanneer je er een hele emmer ineens over kapt. Bij stortregen loopt veel water weg vooraleer het de kans krijgt in de bodem te dringen. De druppels slaan dan zo hard op de bodem, dat die tijdelijk wordt verzegeld.
Bovendien waren de tuinen die de dag(en) voordien al veel regen te verwerken kregen, zo verzadigd dat ze op 15 juli nauwelijks nog iets opvingen.
Die dag viel op sommige plaatsen in het oosten van Vlaanderen 80 liter water per vierkante meter. Dat is een tiende van wat normaal gedurende een jaar uit de lucht valt. Maar het grootste deel daarvan speelden we weer kwijt. Erger: het leidde tot overstromingen en zette straten en huizen blank. Helaas is dat wat we volgens de klimaatmodellen meer gaan krijgen in de zomer: lange droge periodes, maar ook hevigere regenbuien.
Stad of platteland?
Verharding betekent in principe meer waterellende. Toch blijkt uit de data van CurieuzeNeuzen dat kleine tuinen in verstedelijkte gebieden per vierkante meter opmerkelijk meer regenwater opvangen dan grote landelijke tuinen.
Dat lijkt contra-intuïtief, maar het is eenvoudig te verklaren: in verstedelijkt gebied stroomt meer water van de daken, straten, terrassen of pleinen naar de tuinen, die dan extra hard moeten werken. Tuinen zijn er ook kleiner dan op de buiten, en vaak is het aandeel van het terras of de oprit er groter dan op het platteland. De weinige stukjes groen krijgen daarom in verhouding veel meer water te slikken dan tuinen in een minder verharde omgeving.
Dat betekent niet per se dat stadstuinen betere sponzen zijn. Een grotere landelijke tuin zal in totaal een groter volume verwerken. Het bewijst vooral hoe belangrijk tuinen zijn in verharde regio’s. Ze moeten werken voor een grotere oppervlakte.
Stadstuinen gaan in overdrive, maar ze kunnen niet alle verharding compenseren. Daarom gaat een groot deel van het hemelwater verloren in verstedelijkt gebied. Zeker als het hevig regent, kunnen stadstuinen niet meer volgen. In het ergste geval stromen de riolen over en lopen de straten onder. Dat is precies wat op 15 juli op nogal wat plaatsen gebeurde.
Zand of klei?
Stel: je giet een emmer water in een zandbak en je doet daarna hetzelfde in een bak met klei. In de zandbak zal het water meteen verdwijnen tussen de korrels. Bij klei duurt het veel langer, en zal een deel van het water op het oppervlak blijven staan.
Zo werkt het ook in onze bodem: zandbodems kunnen veel sneller water bergen dan leem- of kleibodems. Dat heeft te maken met de korrelgrootte: zandkorrels zijn groter, waardoor er meer ruimte tussen zit om vocht door te laten. Kleibodems zijn compacter en laten dus minder vocht door. Bij overvloedige regenval zijn ze snel verzadigd.
Dat verschil zien we goed in de data: de zandbodems in de Kempen hebben op 15 juli in verhouding meer regenwater opgevangen dan de tuinen in het zuiden van Vlaanderen, waar meer klei in de bodem zit. Hoe groter het aandeel zand in de bodem, hoe beter een tuin de regenbom kon verwerken.
En het heeft ook gevolgen op de langere termijn. Regen die op een compacte kleibodem valt, kan moeilijker doorsijpelen. Dat zien we in de grondwaterstanden die de VMM bijhoudt. Op enkele meetpunten in het zuiden van Limburg en Vlaams-Brabant blijft het grondwaterpeil alarmerend laag. Het heeft de voorbije maanden veel geregend, maar de watervoorraden raken niet bijgevuld.
Toch zijn zandbodems niet altijd ‘beter’. Het voordeel speelt alleen bij extreme regenval. Bij droogte en hitte is het net omgekeerd. Dan heb je pech met je zandbodem: die neemt wel veel vocht op, maar laat het ook snel weer los. Zandbodems drogen snel uit en warmen snel op, terwijl een kleibodem water veel langer vasthoudt en koeler blijft.
Vallei of heuvel?
Uit de dataset blijkt dat lager gelegen tuinen meer water opvangen dan hoger gelegen tuinen. Het water stroomt van de heuvelruggen naar beneden, waardoor tuinen in een vallei meer water te slikken krijgen.
Dit verklaart waarom nogal wat tuinen in het hoger gelegen zuiden van Vlaanderen relatief weinig water konden bergen. In de valleien is het net omgekeerd. Net als in de stad werken de tuinen er voor de hele omgeving. Uit de data van CurieuzeNeuzen blijkt hoe belangrijk ze zijn voor de berging van water. Zeker bij extreme regenval spelen ze een essentiële rol om water weg te werken. Dat is ook wat de lager gelegen tuinen hebben gedaan op 15 juli. Maar er zijn grenzen aan wat een tuin kan slikken.
Tijdens de watersnood kwamen behalve de steden en gemeenten langs de oevers van de Maas, vooral de lager gelegen dorpen in de valleien van de Gete, de Velpe, de Roel en de Melsterbeek in de problemen. In onder meer Halen, Glabbeek, Geetbets, Zoutleeuw, Budingen en Zepperen stonden de straten blank en liepen de huizen onder. Vaak ging het over plaatsen waar nooit eerder wateroverlast was geweest. Doorgaans zijn de rivieren er opgewassen tegen hevige regen. Maar in extreme omstandigheden kunnen rivieren, weilanden én tuinen de grote toevloed niet meer aan.
‘Een doorlaatbare oprit, een kleiner terras: het maakt echt een verschil. Bij watersnood kan het bepalen of een wijk al of niet blank komt te staan.’
‘Een doorlaatbare oprit, een kleiner terras: bij watersnood kan het bepalen of een wijk al of niet blank komt te staan.’
Wat kunnen we hier nu mee?
Aan ligging, reliëf, bodemtype en regenintensiteit kun je weinig veranderen. Hoe kunnen we dan het maximum halen uit de sponskracht van onze tuinen?
‘Dit onderzoek bewijst dat tuinen cruciaal zijn om water te bergen. Maar de case van de waterbom toont vooral aan waar de zwakke plekken zitten’, zegt onderzoeker Stijn Van de Vondel (Universiteit Antwerpen). ‘De steden en de valleigebieden: dat zijn de risicozones waar water zich opstapelt.’
Dit raakt aan een oud Vlaams zeer: de voorbije decennia hebben we volop gebouwd in valleien en overstromingsgebieden. ‘Daar dreigen we bij meer intense regenval de prijs voor te betalen’, zegt Jonas Lembrechts, de ecoloog van de Universiteit Antwerpen die CurieuzeNeuzen in de Tuin wetenschappelijk mee coördineert. ‘Bij hevige regenbuien kunnen ook de rivieren in die gebieden uit hun oevers treden. We lopen er dus een dubbel risico.’
Ontharden
Kunnen we de sponskracht opdrijven door onze tuinen anders in te richten, met meer groen? In de strijd tegen droogte en hitte is het belangrijk om bomen, planten en wadi’s in de tuin te hebben. Maar ook voor de opslag van grote hoeveelheden neerslag spelen bomen een rol, stellen de onderzoekers vast.
‘Vegetatie werkt als een scherm waardoor water vertraagd insijpelt’, zegt Van de Vondel. ‘De bodem wordt dan iets meer gespaard. Tuinen met veel bomen moesten daarom bij het vallen van de waterbom minder hard werken dan tuinen zonder bomen.’
Vegetatie doet iets, maar is geen mirakeloplossing. ‘Om ons te wapenen tegen extreme regen is er eigenlijk maar één grote opgave’, zegt Jonas Lembrechts: ‘Ontharden. Uit onze data blijkt dat tuinen in steden en valleigebieden op 15 juli onder grote druk stonden om het overtollige water weg te werken. Door te ontharden vergroot je het insijpeloppervlak en kun je druk van het systeem halen, waardoor ons tuinencomplex nog beter kan werken als één groot sponssysteem. Dit wordt onvermijdelijk als we in de toekomst meer van dit soort weer mogen verwachten.’
Hier ligt zowel een individuele als een collectieve opgave. Hoewel in Vlaanderen nog elke dag 5 hectare open ruimte wordt ingenomen door bebouwing en er nog steeds vergunningen worden verleend om te bouwen in overstromingsgebied, rollen gemeenten tegelijk projecten uit om tegels uit te breken en bufferzones aan te leggen. Aquafin kijkt waar en hoe het wadi’s kan inrichten om water rustig te laten insijpelen.
Kleiner terras
Maar uit dit burgeronderzoek blijkt dat niet alleen de overheid aan zet is. ‘De beslissingen die mensen nemen in hun tuin hebben een impact’, zeggen Lembrechts en Van de Vondel. ‘Een doorlaatbare oprit, een kleiner terras, een boom: het maakt echt een verschil. Zeker als we collectief die keuze maken. Bij watersnood kan het bepalen of een wijk al of niet blank komt te staan. Die verantwoordelijkheid ligt overigens niet alleen bij tuineigenaars in hotspots als valleigebieden, waar de gevolgen meteen voelbaar zijn. Ook wie hogerop woont, kan door te ontharden verhinderen dat er nog meer water wegstroomt.’
‘Natuur is meer dan gewoon leuk omdat er planten en dieren zijn. Het wordt noodzakelijk voor het functioneren en overleven van de stad’
‘Natuur wordt noodzakelijk voor het functioneren en overleven van de stad’
Natte natuur: de superspons
Als tuinen helpen bij de berging van regenwater, hoe zit het dan met natuurgebieden? CurieuzeNeuzen in de Tuin heeft 200 meetdolken staan in 50 natte natuurgebieden van Natuurpunt in de provincie Antwerpen. Werken die als supersponzen die de stad beschermen?
De Antwerpse natuurgebieden hebben over het hele seizoen gemiddeld 249 liter per vierkante meter geabsorbeerd. De tuinen in de provincie Antwerpen gaan daar met 331 liter per vierkante meter ruim over. Dat komt deels omdat natte natuur al vrij verzadigd is. Maar het strookt ook met de eerdere observatie dat tuinen in verstedelijkt gebied meer te slikken krijgen. Door hun grote groene oppervlakte hebben de natuurgebieden de luxe dat ze in verhouding ‘relaxter’ kunnen werken.

‘Dat is interessant, want ze liggen vaak in valleien waarvan we weten dat de tuinsponzen er net in overdrive moeten gaan’, zegt Jonas Lembrechts. ‘De natuurgebieden schieten daar te hulp: ze kunnen beter om met extreme regenval, waardoor ze de druk enorm verlagen.’
De grote kracht zit in de oppervlakte van de natuurgebieden. Neem het Mechels Broek, een groot moerasgebied in de Mechelse rand. Het nam 160 liter per vierkante meter op, wat slechts de helft is van wat de gemiddelde tuin presteerde. Maar in totaal borg het doorheen het seizoen met zijn oppervlakte van 1,06 km2 ongeveer 169,6 miljoen liter water, of bijna 68 olympische zwembaden. Mocht je het niet-verharde deel van alle Mechelse tuinen samen, gelijktrekken met de oppervlakte van het natuurgebied, dan zouden de tuinen maar aan bijna 53 zwembaden komen. Ze slagen er dus niet in alle verharding te compenseren.
‘Die natuurgebieden doen wat de meeste tuinen niet kunnen: een grote lap groen bij elkaar brengen’, zegt Lembrechts. ‘Ze werken efficiënt als supersponzen én ze spelen een essentiële rol in de strijd tegen verharding. Bovendien zijn het belangrijke buffers in droge periodes, omdat ze hun water lang vasthouden. Het zou een beleidsfocus moeten zijn die gebieden optimaal in te richten.’
Slim plannen
Uit de data van CurieuzeNeuzen blijkt opnieuw hoe belangrijk het is niet zomaar willekeurig natuur te creëren en de oppervlaktes daarvan te turven. ‘Het maakt wel degelijk uit waar en hoe je het doet’, zegt Stijn Van de Vondel. ‘Grote gebieden kunnen veel meer water slikken dan gefragmenteerde stukjes groen. En het is zinvoller ze in te richten in valleigebieden en dicht bij steden dan op andere plaatsen.’
Daarnaast nemen ze stilaan hun rol weer op als overstromingsgebied. Waar we historisch rivieren hebben rechtgetrokken om water zo snel mogelijk naar de zee te krijgen, daagt nu het besef dat we ze opnieuw moeten laten meanderen, zodat het water rustiger kan afstromen. Bij grote druk moeten rivieren uit hun oevers kunnen treden in moerasgebied, opdat onze woongebieden gespaard blijven. ‘Zonder de buffer van die moerasgebieden, die vaak drooggelegd zijn voor landbouw of woningbouw, wordt het moeilijk de nabijgelegen steden of woonkernen te vrijwaren’, zegt Jonas Lembrechts. ‘Natuur is meer dan gewoon leuk omdat er planten en dieren zijn. In een extremer klimaat wordt natuur noodzakelijk voor het functioneren en overleven van de stad.’
Credits
Tekst: Ine Renson; Design & development: Tina Boeykens & Andy
Stevens; Animatie: Jonas Swolfs; Chef vorm: Gert Verbelen;
Foto- en videoredactie: Jan De Haese, Arno Vanhollebeke;
Eindredactie: Marc Mercy
Bronnen: UAntwerpen, KMI, Natuurpunt; Wetenschappelijke input
UAntwerpen: Jonas Lembrechts, Stijn Van de Vondel, Camille Allonsius, Filip Meysman;
Openingsvideo: Karel Hemerijckx; Fotografie: Sébastien Van
Malleghem, Sven Van Haezendonck, Getty Images