DE KONING EN DE KONINGIN
Ik heb Karel Dillen één keer bewonderd. In de zomer van 1993. Toen koning Boudewijn stierf. De nationalistische leider betreurde de dood van een mens. Daarbij past geen politiek of polemiek, vond hij. 'Dan gaan onze gedachten uit naar de rouwende weduwe en de familie.' Dillen reageerde waardig op de dood van een politiek tegenstander. Op een ogenblik dat het land zijn zinnen verloor, in lange rijen aanschoof om Boudewijn een laatste hulde te brengen, om de eigen vergankelijkheid te bewenen. Dillen had gelijk. Bij de dood past slechts schroom. Zij hoort niet bij het leven, maar is er de negatie van. Je wenst ze niemand toe, ook je ergste vijand niet. Er zijn regels die door geen enkele uitzondering worden bevestigd.

De dood, ik heb het er nooit mee gehad. Een wreed neveneffect ervan is dat daarna het leven verder gaat. En dat, uitzonderlijk, doden door te sterven meer macht verwerven dan voorheen. Neem nu koning ...