Volgens Clive Van Aerde, de raadsman van Patrick d'Udekem d'Acoz, deed Henri dit naar aanleiding van een jarenlang geschil over van de erfenis van hun moeder. Henri en Raoul d'Udekem probeerden volgens de advocaat om hun jongste broer onder druk te zetten.
Henri d'Udekem d'Acoz stelde dat hij als burgemeester niet anders kon dan het landhuis onbewoonbaar verklaren, omdat het onveilig was voor voorbijgangers. Hij zegt dat hij niet wist dat zijn broer Patrick eigenaar was. Die had het huis gekocht op naam van zijn dochter Marie-Hélène.
De rechter kende Patrick, de vader van prinses Mathilde, en zijn dochter Marie-Helène elk 1 euro provisionele schadevergoeding toe. De vraag tot opschorting beoordeelde de rechtbank als ongegrond.