BRUSSEL -- De Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve, heeft sinds juni vijfmaal haar rentetarieven opgetrokken in een poging de binnenlandse vraag af te remmen. Enig merkbaar effect heeft dat niet gehad. De vrees groeit dat ze zich agressiever zal moeten opstellen, met het risico dat ze de economie in een recessie duwt, de aandelenkoersen een nieuwe klap krijgen en wereldwijde schokgolven optreden.
De grote Amerikaanse expansiegolf, die in lengte alle voorgaande perioden van opgaande conjunctuur klopt, versnelt zijn vaart nog. De economie groeit in een tempo van 5 á 6 procent, wat duidelijk een eind boven haar potentiële groei is en dus uiteindelijk in een al dan niet bruuske vertraging moet uitmonden.
De kleinhandelsverkoop liep in de afgelopen twaalf maanden met 10 procent op. De kredietvraag neemt eveneens alarmerend snel toe. Hoezeer de capaciteit van de machtige Amerikaanse productiemachine ook door nieuwe investeringen wordt opgevoerd, ze kan de vraag niet bijhouden: er is een massale invoerbehoefte.
Of in die omstandigheden een bevredigende mate van prijsstabiliteit kan worden gehandhaafd, is zeer de vraag. De inflatie bedroeg in de twaalf maanden tot en met maart 3,7 procent, tegen 1,7 procent een jaar voordien. Voor een deel is dat toe te schrijven aan de duurdere olie, maar ook als men de energieprijzen buiten beschouwing laat kruipt het inflatiepercentage opwaarts. De publicatie van de jongste inflatiecijfers deed in Wall Street bloed vloeien.
Nadat de Amerikaanse centrale bank in het licht van de Aziatische en de Russische crisis verscheidene renteverlagingen had doorgevoerd, begon ze in de vroege zomer van vorig jaar haar rentetarieven op te trekken. Ze deed dat met bescheiden stappen van telkens een kwart procentpunt. De rente op Amerikaans schatkistpapier staat nu op 6 procent, tegen 4,75 procent in juni.
Maar een lid van de raad van gouverneurs van de Federal Reserve, Laurence H. Meyer, geeft toe dat het effect van die opeenvolgende renteverhogingen ,,zo goed als zero is''. De binnenlandse vraag kan maar afkoelen als de consumenten hun kooplust bedwingen. En die hebben daar niet de minste zin toe.
De angstaanjagende volatiliteit waarvan de aandelenkoersen, vooral die van de technologieaandelen, de jongste tijd blijk gaven, zou een psychologische weerslag kunnen hebben op de verbruiksuitgaven, maar dat moet nog blijken.
Inmiddels gaat de werkgelegenheidsgroei volop door, zodat de werknemers minder dan vroeger voor het verlies van hun baan moeten vrezen. Aangezien de werkgelegenheid sneller stijgt dan de actieve bevolking, zal de werkloosheidsgraad in de loop van het jaar vermoedelijk onder de 4 procent dalen. De bedrijven trachten zich te behelpen door een beroep te doen op legale en illegale immigranten. Ze zullen ook meer oudere werknemers aantrekken nu de beperkingen op het inkomen van ontvangers van socialezekerheidsuitkeringen zijn opgeheven.
De centrale bank vreest dat de expansieve binnenlandse vraag de arbeidsmarkt nog krapper zal maken dan ze al is. Dit zou de opwaartse loondruk versterken en de bedrijven verplichten hun prijzen te verhogen. De uurlonen van de fabrieksarbeiders stegen in het eerste kwartaal met gemiddeld 4,1 procent op jaarbasis.
Waarom haalt het restrictieve rentebeleid van de Federal Reserve zo weinig uit? Een eerste verklaring is dat de langetermijnrente slechts gedeeltelijk volgt, en die is belangrijker voor de economie dan de kortetermijnrente.
Het is een fenomeen dat recentelijk ook in de euro-zone werd vastgesteld: de renteverhogingen die de centrale bank doorvoert, geven de financiële markten de overtuiging dat geen inflatieversnelling zal worden geduld. In de voorbije herfst werd een verhoging van de beleidsrente van de Europese Centrale Bank zelfs gevolgd door een daling van de langetermijnrente.
Terwijl de Federal Reserve in de afgelopen tien maanden haar tarieven met 125 basispunten optrok, steeg de hypotheekrente slechts met 50 basispunten, en die op obligaties van de meest kredietwaardige bedrijven met amper 30 basispunten. De rente op tienjaarsobligaties van de federale overheid is nu zelfs lager dan die op kortlopend schatkistpapier.
Bovendien ziet het ernaar uit dat renteverhogingen veel van hun doelmatigheid hebben verloren om de groei van de binnenlandse vraag af te zwakken tot een houdbaar tempo.
Stijgende aandelenkoersen zijn immers een belangrijke bron van rijkdom en van stijgende consumptie geworden, en de ondernemingen doen meer dan vroeger een beroep op andere financieringsbronnen dan schuld (bankkredieten en obligatieleningen). Het gedrag van consumenten en van bedrijven kan dus minder dan vroeger met het rentewapen worden beïnvloed.
Het lijkt dan ook mogelijk dat ongewoon sterke renteverhogingen noodzakelijk zullen zijn om tot de gewenste afremming van de binnenlandse vraag en neutralisering van het inflatiegevaar te komen. Maar hiermee riskeert de Federal Reserve een scherpe correctie in de aandelenkoersen en een te sterke vertraging van de economische groei in de Verenigde Staten en elders te veroorzaken.
Gezien de risico's die verbonden zijn aan een sterke monetaire verkrapping, zou het verkieslijk zijn het begrotingsbeleid te gebruiken om de groei van de binnenlandse vraag af te remmen. Maar nu de federale begroting al een overschot vertoont en volop een discussie woedt over belastingverlagingen, lijkt het politiek niet mogelijk de budgettaire schroef nog verder aan te draaien.
Op het monetair beleid rust dus de hachelijke taak een verdere versnelling van de inflatie te vermijden zonder de economie bruusk tot stilstand te brengen. Het kan een onmogelijke opgave zijn.