WASHINGTON -- De keurige dame achter de balie op de internationale luchthaven van Washington gaat bedachtzaam te werk, alsof ze voor zichzelf haar lesje nog moet opzeggen. Zo te zien is dit haar eerste werkdag in de job. Ze moet de zestig voorbij zijn.
De schaarste op de Amerikaanse arbeidsmarkt blijkt niet alleen uit de werkgelegenheidsstatistieken, maar is ook met het blote oog zichtbaar. In de stedelijke parkjes lummelen overdag nog weinig mannen in de actieve leeftijd rond, en zelfs zij kunnen best op andere uren van de dag een baan hebben.
De officiële werkloosheidsgraad, die nog amper 4,1 procent van de actieve bevolking bedraagt, ligt ver beneden de zes procent die volgens de traditionele handboeken economie als ,,full employment'' mocht worden beschouwd. Zodra dit percentage werd benaderd, kwam de economie in de gevarenzone terecht: de loonstijging zou versnellen en de inflatie zou oplopen. Er bleef de centrale bank geen andere keuze dan afkoelend te werken door haar rentetarieven op te trekken.
Alan Greenspans Federal Reserve heeft die logica geruime tijd geleden doorbroken. De risico's die ze nam, werden rijkelijk beloond: de sociale zekerheid doet massale besparingen, en de dividenden van de gedaalde werkloosheid in termen van menselijke waardigheid zijn ten minste even aanzienlijk. Vandaag blijkt een lager werkloosheidspercentage dan ooit voor mogelijk werd gehouden verenigbaar met betrekkelijk stabiele prijzen.
Mensen die tot voor kort ongeschikt zouden zijn bevonden, worden nu in dienst genomen. Werknemers met een baan worden overtuigd er een tweede aan te nemen. Wie deeltijds werkt, neemt gemakkelijker dan vroeger bijkomende uren aan.
De bedrijven hebben nu zowat de hele beschikbare arbeidsreserve opgebruikt. Er is echter nog een verborgen arbeidsreservoir: de 36 miljoen Amerikanen in de arbeidsleeftijd die nooit hebben gewerkt (die, correcter uitgedrukt, nooit buitenshuis hebben gewerkt) en van wie de meesten ook nooit hebben overwogen dat te doen.
Om hen aan te trekken, bieden de ondernemingen onder meer soepele werkuren, gesubsidieerd transport, kinderopvang, gratis maaltijden, uitstapjes voor het gezin, een bijdrage in de studiekosten van de opgroeiende kinderen en prijsreducties in bepaalde winkels -- alles behalve hogere lonen.
De minister van Arbeid, Alexis Herman, gelooft dat ten minste 13 miljoen mensen beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, onder wie 3 miljoen met een deeltijdse baan die op rondvragen van het Bureau of Labor Statistics hebben geantwoord dat ze langer zouden werken als hen dat werd aangeboden.
Alan Greenspan gaat uit van een lager cijfer van 10 miljoen: 6 miljoen werklozen die actief naar werk uitkijken en 4 miljoen mensen die tot dusver niet geïnteresseerd waren maar die nu bereid zouden zijn in de gepaste omstandigheden een baan aan te nemen. Maar vier jaar geleden bedroeg dat totaal geen 10 maar 13 miljoen.
Dit alles roept natuurlijk vragen op. Hoe is het om te beginnen mogelijk dat de productiviteit zo verbetert en dat de economie tegen zo'n halsbrekend tempo groeit -- 6,3 procent op jaarbasis in de tweede helft van 1999 -- nu de bedrijven noodgedwongen werknemers in dienst nemen die ze voordien niet wilden? Het zou in die omstandigheden veeleer logisch lijken dat de productiviteitsstijging vertraagt of stilvalt.
Bijna een kwarteeuw lang heeft men zich in Amerika over de ontwikkeling van de productiviteit zorgen gemaakt. Sinds 1995 verhogen de Amerikaanse werknemers hun productie per uur echter met gemiddeld 2,75 procent per jaar, tweemaal het tempo van de voorgaande vijfentwintig jaar. En die trend versnelt: in de tweede helft van vorig jaar steeg de productiviteit buiten de landbouw met 5,6 procent.
De verklaring voor die paradox moet ten minste voor een deel in de ,,nieuwe economie'' zitten, die voor een structurele productiviteitsrevolutie zorgt, aangedreven door de informatie- en communicatietechnologie. Hoe duurzaam die revolutie zal blijken, moet vanzelfsprekend worden afgewacht.
Het tweede raadsel is het uitblijven van versnelde loonstijgingen. Doordat de loonontwikkeling achterblijft op de productiviteitsstijging, is er zelfs een daling van de loonkosten per eenheid product. De voorzitter van de presidentiële raad van economische adviseurs, Martin Bailey, zegt dat de krappe arbeidsmarkt tot dusver geen opwaartse druk op de lonen uitoefent.
Een verklaring daarvoor kan zijn dat de werknemers zich ondanks de goede gang van zaken in de economie niet voldoende zeker voelen van hun job om looneisen te stellen. Een andere is wellicht dat de werkgevers nog steeds verkiezen het ongebruikte arbeidspotentieel te mobiliseren, liever dan werknemers van elkaar af te snoepen. Nog een andere is de beschikbaarheid van immigranten voor laaggekwalificeerde functies.
Alan Greenspan wil liefst geen bijkomende risico's nemen: sinds juni vorig jaar heeft de Federal Reserve haar rentetarieven vijfmaal met een kwart procent opgetrokken. Te oordelen naar de verbazingwekkende kwartaalcijfers van de economische groei, heeft ze daarmee de economie nog helemaal niet weten in te tomen.