BRUSSEL De 20-jarige Letse violiste werd zondagmorgen heel vroeg, in een traditioneel eivol Paleis voor Schone Kunsten, uitgeroepen tot winnares van de jubileumeditie van de Koningin Elisabethwedstrijd. Vijftig jaar geleden werd het Russische vioolwonder Leonid Kogan prijsvogel. Het is zeer de vraag of zij in staat zal zijn in zijn voetsporen te treden. De frisse jongedame is viooltechnisch meer dan volkomen, maar in haar spel miste ik passie en overgave, iets wat een uitstekende violist tot een echt Grote maakt.
De cafés en restaurants tegenover het Paleis voor Schone Kunsten deden gouden zaken zaterdagnacht. Nadat de jury punten had toegekend aan de twee laatste laureaten, werden de leden op een fijn diner getrakteerd. In afwachting tot ze weer op het podium zouden verschijnen en hun oordeel wereldkundig maken, konden de aanwezigen net zo goed ook gaan eten.
Restaurants zetten terrassen buiten, wat een tikje gênant was, rekening gehouden met het feit dat de Ravensteingalerij tegenover het PSK een geliefkoosde pleisterplaats en slaapplaats is van Brusselse daklozen. Over je bord met kreeft, kreeg je dus een zeer fijn zicht op een snurkende landloper. Maar ik denk dat weinig van de mensen aan tafel daar iets van gemerkt hebben.
Omstreeks half twee zondagmorgen was de jury klaar met de taart. En voorzitter Arie van Lysebeth mocht proclameren: Eerste prijs, Grote Internationale Prijs Koningin Elisabeth, prijs Koningin Fabiola (een hele mond vol, en dan nog tweetalig) - dramatische pauze - Baiba Skride. Gejubel in de zaal, een zielsgelukkige Letse die zich moeizaam van de omhelzingen van de andere finalisten wist te verlossen en de jurytafel afging om de felicitaties van de voorzitter en de veertien leden in ontvangst te nemen.
De overwinning van deze fijnzinnige, maar toch gevoelloze, violiste was niet echt een verrassing. Of zoals ik u al in de krant van zaterdag kon melden: 'Zoals het er nu naar uitziet, vrees ik dat Baiba Skride gaat winnen.'
Skride werd geboren in Riga, en opgeleid aan de Hochschule für Musik und Theater in het Duitse Rostock. Ze is geen onbekende in het wedstrijdcircuit: in 1998 haalde ze de tweede prijs in de Paganini-concours in Genua.
Aan de Grote Prijs Koningin Elisabeth is een geldprijs van 500.000 BEF verbonden, naast een eerste CD-opname en een waslijst concerten. Van de Nippon Music Foundation krijgt Baiba Skride voor vier jaar een Stadivarius te leen.
Maar laat ik niet bitter overkomen. Ze is een waarlijk uitstekende violiste, met een trefzekere, maar jammer genoeg soms nogal discutabele, smaak. In de halve finales zette ze een deugdelijke Mozart neer ('porseleinen Mozart - met krachtpillen', noteerde ik toen) en maakte ze diepe indruk met haar uitvoering van 'A Paganini' van Alfred Schnittke. Ze kwam donderdagavond aan bod in de finale. Haar Qilaatersorneq, het plichtwerk van Soren Niels Eichberg, was heel frêle en mooi. Haar Vioolsonate van Ravel was zeer gevoelig, maar miste leven en avontuur. Haar tempo's waren onmogelijk traag. En zo ging ook het Vioolconcerto van Peter Tsjaikovsky, uiterst sloom. Wondermooi dat zeker, maar de gevoeligheid die ze hierin legde, helde al te vaak over naar goedkoop sentiment.
U zal dan ook begrijpen dat ik de twee laatste finaleavonden op het puntje van mijn stoel zat in het PSK. 'Een echte violist, alsjeblieft', kon je me horen bidden.
Vrijdag hadden we die al gekregen in de hoedanigheid van de flamboyante Hongaar Barnabas Kelemen. Hij zou uiteindelijk derde worden. Maar de beste finaliste kregen we de dag erna.
Maar zaterdag betrad eerst de 22-jarige
Akiko Ono het podium, de enige overlevende van het uitgebreide Japanse contingent dat zich voor de wedstrijd had ingeschreven. In eerste instantie had haar Qilaatersorneq weinig spankracht, maar gaandeweg word je helemaal meegesleept in haar verhaal, dat steeds
|
©pb |
dramatischer, bijwijlen zelfs wilde accenten krijgt. Het meest spannende plichtwerk van de finale.
Ono is een zeer mooie verschijning. Op het podium een mooie rode avondjurk. Daar gedroeg ze zich jammer genoeg als een slangenmens, haar frêle lijf voortdurend in de onmogelijkste bochten gewrongen. In de Vioolsonate van Debussy kon de goede pianist Tobias Koch zich evenmin inhouden, ook hij heeft blijkbaar lang van een carrière als akrobaat gedroomd. Met de ogen toe werd dit echter een vederlichte, heel mooie uitvoering. Fladderend als een vlindertje, maar toch net ietsje te precieus.
Ono rondde af met het Vioolconcerto van Jean Sibelius. In de jaren 50 ging de grote Amerikaanse violist Isaac Stern op de thee bij de componist. En hij stelde deze vraag: Ik heb al vanalles geprobeerd, maar vertel me nu toch eens, hoe moet je concerto nu klinken? Sibelius antwoordde: Als een arend, hoog in de lucht.
De Japanse speelt vol passie en toch zeer beheerst, alleen is haar toon wat te klein om een arend te suggereren. Er zit te weinig nuance in haar spel, het tweede deel wordt sentimenteel. Herpakken deed ze zich in het derde, dat magistraal werd gebracht. En voor ik het vergeet, dirigent Gilbert Varga en het Nationaal Orkest van België presteerden andermaal voortreffelijk.
Een heel goede violiste, deze Akiko Ono. Maar net niet goed genoeg. Uiteindelijk wordt ze beloond met de Zesde Prijs.
Maar uiteindelijk werd mijn gebed toch verhoord. De laatste finaliste
Ning Kam (°Singapore, 1975) was zonder enige twijfel de beste van de wedstrijd.
Opgeleid aan de Menuhin School bespeelt ze de oudste viool, een instrument van Antonio en Girolamo Amati uit 1576. In de loop der eeuwen werd het ongetwijfeld talloze keren herbouwd, maar telkens zeer vakkundig. Zelfs in het Tweede Vioolconcerto van Bela Bartok weet Kam hieruit de juiste toon te persen.
|
©pb |
Ze is een zeer atletische violiste, die zich echter nooit laat meeslepen door haar fenomenale techniek. Kam was een van de grootste muzikanten die ik hier op het podium mocht aanschouwen. Ze wordt telkens helemaal een met de muziek, speelt echt samen met het orkest. Haar swingende, doorleefde, maar toch beheerste Eichberg was de mooiste van de reeks.
Nog mooier werd het in de Vioolsonate van Ravel, waarvan Baiba Skride eerder zo'n melodieus potje had gemaakt. Ning Kam heeft een klare, heldere toon (in dat opzicht is ze een beetje de Hergé van haar instrument), die zich wonderlijk versmelt met die van de piano van een zeer geïnspireerde Luc Devos. Dit was een uiterst boeiende, bijna verzengende uitvoering. Waarna ik me ernstig zorgen begon te maken. Waar haalt dat kind straks nog de energie voor Bartok?
Misschien slikt ze wel EPO, want ook diens zware Tweede concerto werd een succes over de hele lijn. Vrijdag had Barnabas Kelemen ons een uitvoering gebracht die ik achteraf als fenomenaal bestempelde, woorden schieten me nu tekort. Ze speelt gedreven, soms overspannen, maar weet steeds gas terug te nemen. Waardoor deze Bartok veel gevoeliger werd dan die van de Hongaar.
Ning Kam wint uiteindelijk de Tweede Prijs. Ze sleept ook de VRT-Prijs Daniel Sternefeld in de wacht, de publieksprijs waarvoor 4000 mensen hun stem uitbrachten. Mag ik u hierbij van harte bedanken voor uw stemgedrag?
En aanvaard deze troost als slot. Zoals een bevriende Finse violist het stelde: 'Pas over een jaar of tien weten we wie deze wedstrijd echt gewonnen heeft.' Ik ben ervan overtuigd dat dat Ning Kam wordt.