Gisteravond werd het Paleis voor Schone Kunsten voor het eerst gevuld door echte vioolklank, afkomstig van de atletische Koreaanse violiste Ju-Young Baek. Zij is de eerste kanshebber op de hoofdpot. Chinees Feng Ning zette misschien een muzikalere prestatie neer, maar hij had het nadeel te moeten spelen op een speelgoedviool.
"In naam van de jury wil ik u verzoeken om niet meer te applaudisseren tussen de bewegingen van de concerti", sprak Aimée de Smedt, de dame die sinds mensenheugnis deze wedstrijd presenteert, ons berispend toe bij aanvang van de tweede avond. Toegegeven, maandag hadden we ons misdragen, door na het stroperige, wonderzoete eerste deel van het vioolconcert van Brahms van de Russische violist Boris Brovtsyn enig stampei te maken.
Maar dat is nu net het probleem met vele romantische concerten: dat zijn tranentrekkers en applauslokkers. Wie zijn oerdriften weet te onderdrukken, zijn handen op elkaar weet te houden tussen de delen, heeft het duidelijk niet begrepen. Of had het ongeluk getuige te zijn van een slechte uitvoering.
En bovendien, zoals componist Boudewijn Buckincx het onlangs stelde: een gebeurtenis als de Elisabethwedstrijd zal hij vooral klasseren onder de noemer 'zaalsporten'. En in de basketbal-arena word je toch ook niet vriendelijk verzocht je bek te houden?
Ju-Young Baek (Seoul, 1976) is naar Koreaanse normen een reus van een vrouw, die ook een beetje op deze manier speelt. Ze schildert haar toon in
|
©pb |
brede streken, er is weinig oog voor detail en voor gevoel.
Voor het eerst werd me duidelijk waarom Elisabeth een vioolwedstrijd wordt genoemd, en geen violistenwedstrijd. Zij was de eerste die de grote zaal Henry Leboeuf echt tot in het kleinste hoekje wist te vullen met haar krachtige en rijke toon. Dat heeft uiteraard te maken met haar fenomenale techniek. Maar net zo zeer met het feit dat ze een zeer kostbare viool (een Giuseppe Guarneri del Gesù uit 1705) onder haar kin klemt.
Baek werd eerst in Korea opgeleid, onder andere bij Nam Yun Kin (hier ook in de jury), later in de Verenigde Staten (Juilliard, Curtis) en in Parijs. Zij is een luxe-product van de internationale vioolschool, door alle technische verwezenlijkingen zijn haar eigen smaak en karakter al te zeer op de achtergrond verdwenen.
In de halve finales was zij wel de eerste die ons een deugdelijke Mozart wist te serveren, hier wist zij voor het eerst ruggengraat te geven aan 'Qilaatersorneq', het plichtwerk van Soren Nils Eichberger.
Bijgestaan door een zoals steeds uitstekende pianist Daniel Blumenthal (die evenwel zelden op inspiratie te betrappen valt) pakte zij dan de Derde vioolsonate van Beethoven aan. Die kreeg een technisch feilloze uitvoering, maar werd al te zeer uiterst decoratief muzikaal behang.
Afsluiten deed ze met het vioolconcert van Brahms, een zeer mooie uitvoering, met een gloedvol Nationaal Orkest o.l.v. Gilbert Varga aan haar zijde. Maar ook hier miste je inspiratie en passie. Maar wat je steeds kreeg, was vioolspel van uitzonderlijk hoog niveau.
Over de jongensachtige 20-jarige Chinese violist
Feng Ning kan ik korter zijn.
Zoals ik noteerde na zijn gedreven Tweede vioolsonate van Brahms: "laat hij die
|
©pb |
nog eens brengen wanneer hij voldoende van zijn zakgeld heeft opzij gelegd voor een echte viool". Want zijn klank is wee en waterachtig. Hoezeer pianiste Dana Protopopescu (die zoals zo vaak wel op inspiratie te betrappen was) het ook probeerde, nooit kreeg ze haar Steinway zo klein dat die bij Nings speelgoedviool paste.
Hij sloot af met het vioolconcert van Jean Sibelius. En in die muzikale mist paste zijn toon beter. Geheugenproblemen in het tweede deel leidden echter tot zijn definitieve diskwalificatie. En op toch in sporttermen te blijven, Ju-Young Baek blijft kandidaat voor de Gouden Schoen.