recensie Verhalen
Getrouwd, maar eenzaam
Tove Ditlevsens romans en verhalen over de worsteling van schrijvende vrouwen met het gezinsleven worden door uitgevers en lezers internationaal herontdekt.
Tove Ditlevsen. isopix
TOVE DITLEVSEN
Kwaad geluk
Vertaald door Lammie Post-Oostenbrink, Das Mag, 140 blz., € 19,99 (e-boek € 12,99)
Soms kun je een boektitel maar beter letterlijk nemen. Tove Ditlevsens Kwaad geluk, in 1963 in het Deens verschenen en nu in het kader van Ditlevsens herontdekking vertaald, is zo’n titel. Alle elf verhalen gaan over verraderlijk gezinsgeluk en de traditionele, onderdrukte rol van een echtgenote en moeder en spelen zich af op een op het eerste oog harmonieus huiselijk toneel. Vaders onttrekken zich met gemak aan de verstikkende geborgenheid, zoals in het eerste verhaal waarin een man zich voortdurend irriteert aan zijn echtgenote en kind; zij ‘blokkeerden zijn plannen’. Als zijn zoontje een dolk kwijtraakt, die zijn vader hem gaf, laat hij zijn meest duistere gedachten toe. Hij wil voorgoed afrekenen met zijn vrouw: ‘In een glimp zou het kind inzien dat er geen bescherming meer te vinden was bij zijn moeder. Met één klap zou het zwaartepunt in zijn wereld verschuiven naar de sterke.’
Tove Ditlevsen (1917-1976) weet waar ze het over heeft. Zelf kreeg ze vier kinderen van drie dominante echtgenoten, en leidden aangeprate schuldgevoelens dat ze een slechte moeder zou zijn tot psychische problemen en verslaving. Maar schrijven deed ze tegen de keer, tot ze zichzelf in 1976 van het leven beroofde, met de autobiografische Kopenhagen-trilogie als hoogtepunt. Haar romans en verhalen over de worsteling met het gezinsleven van schrijvende vrouwen worden met terugwerkende kracht door uitgevers en lezers ontdekt, zoals ook de levenservaringen van Annie Ernaux eindelijk voor vol worden aangezien nu ze de Nobelprijs heeft gekregen.
Een echtgenote die koffiedrinkt in haar eigen keuken en er zorgvuldig op let dat het lepeltje niet tegen de rand tikt, bang dat ze haar man wakker maakt . Een jong echtpaar met een kind op komst, dat een koopje slaat uit de ellende van een in de steek gelaten vrouw met drie kinderen, eentje nog in de wieg, die afhankelijk is ‘van andere mannen die keken alsof ze wel begrepen waarom hij haar had verlaten’. Een wanhopige vrouw van boven de veertig die niet meer aangeraakt wordt door haar man en haar frustratie afreageert op haar energieke huishoudster Hanne, die ‘jong, verwaand en vol onderklassewrok’ zou zijn. De vrouwen zijn getrouwd maar eenzaam tot op het bot, en lijden aan het huisvrouwensyndroom. Naar onderlinge solidariteit tussen vrouwen is het zoeken met een lampje: de tweede feministische golf moet nog van start gaan. Ditlevsen heeft in deze verhalen geen enkel vertrouwen in het huwelijk en laat een van de vrouwen het angstaanjagend vinden ‘om met één hele persoon getrouwd te zijn’. Toch is ongebondenheid geen lonkend perspectief van vrijheid, maar vooral een onherstelbaar verlies. Zoals in ‘Herhaling’ waarin Edith probeert zich in haar ‘maneschijnhuis’ dat wel uit boter gesneden lijkt, ‘een geel, zacht vierkant dat kon smelten of in elkaar storten’, voor te stellen wat voor leven ze leidt als haar man haar de scheiding aanzegt. Misschien ooit echte bergen zien, in een ander land? Hoe dat is ‘zou Edith nooit te weten komen’, eindigt het verhaal.
Ditlevsen heeft in deze verhalen geen enkel vertrouwen in het huwelijk
Mijn grootvader zong het vijftig jaar geleden al Johnny Jordaan na: ‘O, was ik maar nooit getrouwd, dan had het mij nooit berouwd.’ Soms overheerst die geur van vroeger enigszins in deze verhalen, hoe speels, spits en beeldrijk Ditlevens taal ook is. Zijn we dit station al niet gepasseerd? Is Denemarken niet een van de meest geëmancipeerde landen ter wereld? Tot het besef doordringt dat er nog steeds overal ter wereld vrouwen tegen hun zin in het keurslijf van een huwelijk worden gedwongen en femicide ook in Europa aan de orde van de dag is. Dan willen we Ditlevsens stem horen, net zoals we Simone de Beauvoir willen horen, Alice Munro, Sylvia Plath en Rachel Cusk.