Met zijn vertrouwde, verzachtende karakter is pannenkoekenbeslag een fijne drager voor wilde groenten, die vaak wat bitterder of kruidiger smaken. Traditionele recepten zijn bijvoorbeeld pannenkoeken met jonge paardenbloemblaadjes of boerenwormkruid. Een ideaal plantje om je eerste wilde pannenkoek mee te bakken is vogelmuur: zacht van smaak, makkelijk te herkennen en vaak ook vlot te vinden, want het groeit graag in verwilderende plantenbakken of op andere beschutte plekjes in de tuin. Ook nu, in januari al.
Voor 3 personen:
Voor de pannenkoeken:
160 g bloem (ik nam half boekweit – half voltarwe)
160 ml lauwwarme melk
10 g suiker
1/2 tl zout
3 g droge gist (instant)
2 eieren, dooiers en wit apart
1 el zure room
Genoeg onkruidblaadjes om twee flinke handen te vullen
Voor het sausje:
Zure room
Bieslook
Bereiding
1. Maak eerst het beslag, dat minstens een uur moet rijzen. Meng de melk met de suiker en het zout. Voeg de dooiers en de gist toe. Doe het meel in een grote kom, maak een putje in het midden, giet er het melkmengsel in en roer het langzaam onder de bloem. Dek de kom af, zet hem op een warme plaats en laat het beslag één à twee uur rijzen. Roer er de zure room door en de tot zachte pieken opgeklopte eiwitten.
2. Was en zwier intussen de onkruidblaadjes. Hak ze (grof niet fijn). Meng ze door het deeg.
3. Verwarm de oven voor tot 180°C.
4. Strijk wat olie in een grote antikleefpan. Zet die op een groot vuur. Schep er los van elkaar lepels deeg in. Plat ze een beetje af – de pannenkoekjes mogen niet té dik zijn, want dan zijn ze niet snel genoeg doorbakken. Bak ze aan beide zijden goudbruin. Leg ze op een bakplaat in de oven zolang je ze niet serveert - daar zullen ze nog wat doorgaren, wat goed is.
5. Serveer de pannenkoekjes met zure room, waar je wat gehakte bieslook door kan mengen, als je daar zin in hebt.