Column De Mening
Van de welkboeren naar de deeskinderen
‘Welk?’, vroeg de man die wijdbeens voor mij stond en die ik een vriend mag noemen. Verbouwereerd keek ik hem aan, starend in zijn volle baard. Ik wachtte op een tweede woord, bijvoorbeeld ‘welk soort’ of ‘welk meisje’ of ‘welk hamertje’. Maar neen, de man in de lederen tuinbroek bleek op mijn eigenste zin van daarnet te doelen. O ja, dacht ik in een flits, het vragende voornaamwoord staat nu op zichzelf en hij wil gewoon ‘wat zeg je?’ of ‘excuseer’ of ‘pardon?’ of ‘sorry?’ vragen, want ik was onverstaanbaar of hij was verstrooid.