De Nobelprijs Economie wordt dit jaar toegekend aan de voormalig voorzitter van de Amerikaanse centrale bank Ben Bernanke, Douglas Diamond en Philip Dybvig voor hun werk over de kwetsbaarheid van banken. Dat heeft het Nobelcomité in Stockholm maandag aangekondigd.
Diamond en Dybvig ontwikkelden in 1983 het Diamond-Dybvig-model. Dat toont dat elke bank per definitie het risico loopt om over de kop te gaan. Banken lenen immers geld uit op lange termijn, terwijl spaarders het op elk moment kunnen opvragen. Dat betekent dat er niet genoeg geld is om elke spaarder meteen al zijn geld te geven.
Zolang de economische situatie stabiel is, is dat geen probleem. Maar als spaarders ongerust worden, kunnen ze naar de bank lopen om zeker te zijn dat ze niet als laatsten hun geld opvragen – wanneer er dus geen geld meer beschikbaar is omdat de bank dat geld pas later van ontleners terugkrijgt. Diamond en Dybvig toonden aan hoe overheden een dergelijke ‘bank run’ kunnen vermijden. Eén mogelijke oplossing is de centrale bank, die garandeert dat elke spaarder zijn geld terugkrijgt, waardoor spaarders hun geld niet massaal opvragen.
Voormalig voorzitter Federal Reserve
Opmerkelijk is dat ook een centraal bankier dit jaar de Nobelprijs Economie krijgt. Ben Bernanke was van 2006 tot 2014 voorzitter van de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank. In die positie was hij een van de belangrijkste economen ter wereld. Voor hij centraal bankier werd, had hij al een rijke academische carrière.
In 1983 schreef hij een artikel over de Great Depression tijdens de jaren 1930. Tot de publicatie van dat artikel was het dominante idee dat de banken toen over de kop gingen als gevolg van de economische crisis, aldus de jury van de Nobelprijs Economie. Bernanke draaide het om. Hij toonde aan dat het faillissement van de banken net een van de oorzaken was van die economische en financiële crisis. In 2007 en 2008 moest hij zijn eigen onderzoek in de praktijk brengen toen de VS, en bij uitbreiding de hele wereld, getroffen werden door een financiële crisis met bank runs.
Bernanke volgde in 2006 Alan Greenspan op als Fed-voorzitter. Een lange inloopperiode kreeg hij niet, want onder zijn bewind ging de VS door de moeilijkste naoorlogse economische periode. Doordat banken veel te veel rommelkredieten toekenden aan huizenkopers die hun lening niet konden terugbetalen, kwam het hele systeem in de problemen.
Bernanke kon niet verhinderen dat in september 2008 de zakenbank Lehman Brothers failliet ging. Daarna maakte hij school met een ongeziene liquiditeitsinjectie die moest vermijden dat ook de rest van de financiële sector over de kop ging. Onder zijn voorzitterschap ging de rente van 5,25 naar 0,0 procent.
Door critici werd hij ‘Helicopter Ben’ genoemd, omdat hij in 2002 het idee van Milton Friedman aanhaalde dat een overheid altijd deflatie – een situatie met dalende prijzen – kan vermijden door met een helikopter geldbriefjes te strooien. Bernanke werd benoemd door George W. Bush, en herbenoemd door Barack Obama.
Einde Nobelprijsweek
Het prijzengeld van de Nobelprijs bedraagt 10 miljoen Zweedse kronen, omgerekend bijna 988.800 euro. Vorig jaar werd de prijs toegekend aan de Amerikanen Joshua Angrist en Guido Imbens, voor hun bijdragen aan de analyse van causale verbanden.
De Nobelprijs Economie sluit traditioneel de Nobelprijsweek af. Het is officieel geen Nobelprijs, maar de prijs van de Zweedse Rijksbank voor economie.