Een dilemma: Vraag je geld voor kinderspullen waar je zelf helemaal niks meer mee kunt doen? Of vereist een gezonde zin voor altruïsme dat je die gewoon weggeeft? Redactrice Marjan Justaert schetst de worsteling met zichzelf.
Speelgoed waar de kinderen niet meer naar omkijken, kleren waar ze uit zijn gegroeid, boekentassen die ze hebben ingeruild voor een coole rugzak, fietsen die te klein zijn: ik geef het allemaal weg. Liefst aan iemand die het goed kan gebruiken – lees: iemand die het minder breed heeft. Pas op, ik ben geen Moeder Teresa, ik heb het ook gewoon met de paplepel meegekregen. Mijn ouders zijn gevers. Geld vragen voor iets waarmee je iemand kunt helpen die het financieel moeilijker heeft dan jij, dat was simpelweg not done.
Vandaar ook mijn weggeef-reflex. Ik sluit niet uit dat mijn geweten ermee gesust is – zo diep heb ik er eigenlijk nog niet over nagedacht - maar het voelt wel fijn om iemand anders een plezier te doen, om te weten dat je helpt. En: je bent er vanaf, oef! Het is hoe dan ook een win-winsituatie. En iets dat nog ‘goed’ is, krijgt een tweede leven: circulaire economie, jeej! Bovendien profiteer ik ook van de andere zijde: dankzij de solidariteitsketen moet ik zelf bijna geen kleren kopen voor mijn kinderen, om de zoveel maanden krijg ik een lading toffe spullen.
Evil kantje
Aan mijn liefdadigheid zit, zo moet ik toegeven, wel een kwaadaardig kantje. Ik betrap mezelf erop dat ik het moeilijk vind als vriend(inn)en en kennissen hun kinderkledij verkopen op Facebook of Instagram. Dan vragen ze nog vijftien euro voor een broekje van Fred & Ginger maat 86, terwijl je er mensen gratis een plezier mee zou kunnen doen. Het lef dat je geld vraagt voor spullen waar je zelf helemaal niks meer mee kunt doen, ik voel me daar ongemakkelijk bij. Ik vind het beschamend – en ja, dat is een moreel oordeel, niks om fier op te zijn. Ik vind het niet eenvoudig om dit op te schrijven. Maar als je het zelf goed hebt, moet je delen. Dat is mijn mening.
Trouwens, makkelijk gezegd voor iemand die zelf bijna alles gratis krijgt, en eigenlijk zelden merken in huis heeft/haalt voor het kleine grut. Een rompertje uit de Hema dat nieuw 5 euro kostte en al door vier baby’s is versleten, daar vraag je niets meer voor. Dus mogelijk zou ik anders denken mochten mijn kinderen een kleerkast vol mooie merkkledij hebben (gehad). Want gek genoeg heb ik er geen problemen mee als het om volwassenenkledij of andere dingen gaat.
Zitten mensen te wachten op alles wat ik weggeef? Ik geef toe dat die gedachte wel eens bovendrijft: echte liefdadigheid is mensen in hun waarde laten en ze niet ongevraagd opsolferen met je oude rommel. Met andere woorden, zorgen dat zij net als anderen iets kunnen kiezen en kopen, en niet dankbaar moeten zijn voor de weggevertjes die worden gedoneerd bij wijze van goeie daad. Op rommelmarktjes of ruilbeurzen van pakweg de Gezinsbond kunnen ook mensen die moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen, voor een paar euro’s iets vinden.

Maar … nu is er iets gebeurd. Ineens trof ik mezelf aan in het midden van de oude kinderkamer, starend naar een enorm barbiehuis (volledig bemeubeld, destijds een cadeau voor de dochter maar nu terzijde geschoven wegens te kinderachtig) en spelend met de gedachte: hoeveel zouden we hiervoor nog kunnen krijgen? De nieuwprijs telde drie cijfers, wat is dan verantwoord: 50 euro? 40 euro? Da’s wel een mooi bedrag, daar kunnen we een paar dagen van eten of het lidgeld van de scouts mee betalen (voor 1 kind). Want ja, september is sowieso een prijzige maand en de nieuwe realiteit – hoge facturen, onverwachte kosten, de stijgende kostprijs van het leven - is nu eenmaal wat ze is. Het sommetje op de spaarboek slinkt zienderogen.
Maar is dat de reden of ben ik gewoon boos op mezelf omdat ik zo dom ben geweest om ooit zoveel geld uit te geven aan een lelijke hoop plastic die uiteindelijk niet ‘gediend’ heeft? Ik weet het niet. Zodra er getallen in mijn hoofd zitten, voel ik mezelf mottig worden omdat ik mijn principes verloochen. Dan denk ik aan al die meisjes uit (kans)armere gezinnen die ik gelukkig zou kunnen maken met dat roze plastic Barbiehuis.
Ik ben er nog niet uit. Wat vindt u dat ik moet doen, beste lezer? Misschien is het tijd om mijn principes en morele oordelen opzij te schuiven, en gewoon mee te stappen in de betalende circulaire economie. Aan de andere kant is geven gewoon ook supertof, en handig, op voorwaarde natuurlijk dat nog ergens in dit land een dakloze Barbie en Ken te vinden zijn.
De dingen waarover we babbelen op een terras, bij een koffie of een glas wijn. Het leven en wat ons bezighoudt. Elke dag, in de blog Uit Het Hart, op de site en in de app van De Standaard. Samen met u: lieve.vandevelde@standaard.be