column
De moed om te vertrekken
getty images
Ik weet nog dat ik het ergens diep vanbinnen romantisch vond. Zijn gezwollen kneukels leken een bewijs van diepe liefde. Terwijl ik zijn hand verzorgde en de plaaster en verfschilfers die van de muur gevallen waren opveegde, lachte ik een beetje, en hij ook. Ik weet niet meer waarover de ruzie ging. Hij had uit frustratie een gat in de muur geslagen, en zichzelf daarbij bezeerd. Het was zielig. Ik was niet bang toen het gebeurde, alleen geschrokken. Ergens begreep ik het zelfs. Ik was begin twintig, woonde nog niet lang alleen. Worstelde met net volwassen zijn, met mezelf. Ik snapte dat hij de woorden niet vond om frustratie te kanaliseren. Dat hij eventjes flipte. Ik dacht dat grote emoties en intense passie er zo uitzagen.