camera closecorrect Verwijs ds2 facebook nextprevshare twitter video

analyse watersnood

Welke toekomst is er voor de ruïnes in Pepinster?

Een wijk verplaatsen, paal­woningen bouwen of dammen aanleggen? De overstroming van Pepinster en omgeving roept de vraag op hoe het daar verder moet. Het buitenland biedt inspiratie.

zaterdag 24 juli 2021 om 3.25 uur

De A601, een 5 kilometer lange spooksnelweg ten noorden van Luik, wordt nu gebruikt om het grove    afval uit de getroffen regio’s tijdelijk op te slaan.  Sébastien Van Malleghem

Tot meer dan een verdieping hoog stond het water. Brokstukken dreven rond, auto’s waren rond elkaar gevouwen en meubels tot afval gereduceerd. Op 26 augustus 1983 trad de Nervión uit haar oevers en maakte van de Spaanse stad Bilbao een ramp­gebied. Er vielen doden. De foto’s en filmbeelden doen denken aan de situatie in Pepinster en omgeving van de afgelopen dagen, inclusief het uitdelen van drinkbaar water en het opruimen.

Vandaag is Bilbao in lessen stedenbouwkunde een voorbeeld van hoe een stad zichzelf kan heruitvinden: van industrieel kneusje tot een populaire bestemming voor citytrips. De dodelijke overstroming is een nieuwe start geweest, die onder meer geleid heeft tot de herontwikkeling van het gebied dat grenst aan de Nervión. Het ­bekende Guggenheim-museum is er nu ­gevestigd.

Professor stedenbouwkunde Jacques Teller (Universiteit van Luik) haalt het voorbeeld van Bilbao dezer dagen graag aan in discussies over hoe het nu verder moet met Pepinster en de andere dorpjes die zwaar getroffen zijn door de wateroverlast. Een nieuwe vestiging van Guggenheim staat vooralsnog niet op de planning, maar de professor vindt wel dat dit een kans is om de beschikbare ruimte beter te benutten. ‘In plaats van het gebied opnieuw vol te bouwen, moeten we ruimte geven aan het water’, is zijn overtuiging.

Nederigheid is geboden

Op het plan van Pepinster valt op hoe het dorpsleven zich ontvouwt rond de oevers van de Vesder, een van de rivieren die buiten hun oevers getreden zijn. Scholen en ­supermarkten concentreren zich rond het water, de hoofdweg N61 loopt er parallel aan en bakstenen huizen hebben er uitzicht op.

Teller: ‘De opkomende industrie in de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw vereiste de directe aanwezigheid van water. Het is maar logisch dat iedereen daar ook rond ging wonen.’

Tot vandaag blijft de vallei rond de Vesder een aantrekkelijke plek om te wonen. ‘Je reste’, zei bijvoorbeeld de 69-jarige Christiane Mathonet indeze krant, terwijl ze in het puin stond van wat ooit haar huis was. Dat ziet professor Pierre Ozer, die als geograaf verbonden is aan de Universiteit van Luik, liever niet gebeuren. ‘Wat vernietigd is, mag niet heropgebouwd worden’, is zijn mening. ‘We moeten nederig zijn, ­accepteren dat de natuur sterker is dan ons en dat we te dicht bij de rivier zijn gaan ­wonen. We moeten ons terugtrekken.’

In de ruimte die daarbij vrijkomt, stelt Ozer voor om parken en publieke ruimtes aan te leggen. Alleszins geen plaatsen met veel bebouwing, met een groot risico op schade. ‘Het is niet zo erg als bijvoorbeeld een voetbalveld zou onderlopen.’

Huizen worden parken

Een gemakkelijke boodschap is dat niet. In de visie van Ozer zullen enkele buren van de Vesder hun huizen – en hun levens – moeten achterlaten. In het geval van Pepinster betekent wonen nabij de rivier ook ­wonen in het centrum van het dorp: dicht bij scholen, met het openbaar vervoer op wandelafstand en altijd buren met wie je een babbel kan doen in de buurt.

Maar, vindt hij, de lokale besturen moeten andere plaatsen vinden om de getroffenen te huisvesten, plaatsen die meer ­bestand zijn tegen toekomstige risico’s. ‘Duurzame alternatieven zijn er niet. Altijd hogere dijken bouwen – beschermen, ­beschermen, beschermen – heeft geen zin. Dat zal veel geld kosten en finaal catastrofes eens in de twintig of dertig jaar niet kunnen voorkomen.’

Pepinster. Ivan Put

Zijn visie als academicus is ingegeven door jaren onderzoek, maar ook door voorbeelden uit het buitenland. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld steunt het federaal agentschap voor de bestrijding van rampen (Fema) lokale overheden die overstroomde huizen willen opkopen op strategische plaatsen. De eigenaars kunnen daarmee akkoord gaan en krijgen een marktconforme prijs. Er komen dan parken of natuurgebieden op die plek, maar ze mag nooit meer bebouwd worden.

‘In plaats van het gebied opnieuw vol te bouwen, moeten we ruimte geven aan het water’ Jacques Teller  Professor stedenbouwkunde

Dichter bij huis, in Frankrijk, zijn er na overstromingen ook projecten geweest om bewoners naar hoger gelegen terreinen te verhuizen. Hydroloog Emma Haziza is daarmee vertrouwd. Ze is de oprichtster van Mayane, een bureau dat oplossingen zoekt voor de klimaatopwarming.

‘In Nîmes, waar grote watersnood was in 1988, en in Aramon, waar in 2002 een overstroming een ravage aangericht heeft, zijn hele wijken afgebroken. Dat was noodzakelijk, maar het vraagt om enorme psychologische en financiële ondersteuning van de betrokken gezinnen’, zegt Haziza.

Ze beseft dat verhuisoperaties niet altijd en overal mogelijk zijn. ‘En dan komt het erop aan de risico’s van het water zo goed mogelijk te beheersen.’

Paalwoningen

Wie door Keulen, Bonn en en Koblenz dwaalt, ziet mogelijk de markeerstenen die aanduiden tot waar het water in het verleden gekomen is. Die drie Duitse steden liggen aan de Rijn en hebben ervaring met overstromingen. Maar wijken voor het ­water doen ze er niet.

Dat merkt geograaf Gert Verstraeten, verbonden aan de KU Leuven, op. ‘Het is even lastig maar nadien volgt een weder­opbouw. Langs de waterlopen wonen heeft altijd een voordeel gehad op de lange termijn, dus bleven mensen terugkeren’, mailt hij.

Het is zijn persoonlijke overtuiging dat de dorpen die vorige week onderliepen, te herbouwen zijn op de vlakke valleibodems rond de Vesder – temeer omdat er maar weinig ruimte is om dat elders te doen. ‘Je kunt natuurlijk kijken of de woningen meer overstromingsbestendig gemaakt kunnen worden – nu zijn vooral woningen weggespoeld die wellicht heel zwakke muren hadden.’

Dat laatste is een kolfje naar de hand van het Netwerk Architecten Vlaanderen (NAV), dat expertise opgebouwd heeft rond het zogenoemde waterrobuust bouwen. ­Architect Silvia De Nolf toont foto’s van twee woningtypes die vooralsnog exotisch ogen, maar in de toekomst mogelijk meer en meer in deze streken te zien zullen zijn: terpwoningen en paalwoningen.

‘Traditioneel staanwe hier weigerachtig tegenover bouwen in overstromingsgevoelig gebied, maar er bestaan wel degelijk ontwerpen die dat toelaten’ Silvia De Nolf  NAV

Een terpwoning staat op een verhoging in het landschap, een terp, terwijl een paalwoning – ook hier zegt het woord het al – op palen staat. ‘In de Verenigde Staten staan ze hier al veel verder in’, zegt De Nolf. ‘Traditioneel staan we hier weigerachtig ­tegenover bouwen in overstromingsgevoelig gebied, maar er bestaan wel degelijk ontwerpen die dat toelaten. Het kan een manier zijn om goed gelegen gebieden, ­bijvoorbeeld dicht bij een dorpskern, toch te bebouwen.’

Zelfs in uitzonderlijke gevallen mogen gebouwen niet instorten, benadrukt De Nolf, terwijl ze het voorbeeld van Pepinster aanhaalt. Sterk bouwen is essentieel. ‘En voor bestaande woningen zijn er ook in­grepen mogelijk, zoals bijvoorbeeld ­waterdichte schotten voor deuren en ­ramen, een terugslagklep voor de aansluiting op de ­riolering en het afdichten van openingen in de gevel.’

Vegetatie, bermen, dammen

In Nîmes zijn dammen gebouwd om het water onder controle te houden. In Bilbao hebben ze de oevers heraangelegd en voerden ze recentelijk nog infrastructuurwerken uit met bijvoorbeeld stormmuren om erger te voorkomen.

Volgens Verstraeten zijn er verschillende opties om op lokaal niveau het wassende water te temmen, door bijvoorbeeld de ­capaciteit van een rivier te verhogen. Dat kan door die te verdiepen, door die breder te maken of door er hogere muren rond te plaatsen. ‘Als je dan ook op- en afwaarts meer water kunt stockeren in de vallei, zijn de woonkernen wellicht beter beschermd. Maar dat betekent ook dat je bebouwing meer moet concentreren en niet overal langs de vallei verspreiden.’

Maar de opties in het geval van de Vesder zijn beperkt, merkt professor hydrologie Patrick Willems (KU Leuven) op. Op de Hoge Venen bijvoorbeeld – waar het water in de Vesder vandaan komt – ‘valt niet veel bijkomend te doen’. ‘Op enkele hellingen kun je proberen om met vegetatie, lokale bermen en dammen een deel van het afstromende water tegen te houden. Maar de impact daarvan zal beperkt zijn.’

Dan valt met een slimmere aansturing van stuwmeren en dammen meer te doen, zegt hij: ‘Door beter te leren anticiperen op zware regenval en tijdig de stuwmeren te laten leegvloeien, zodat zij dat water kunnen opvangen’. Maar dat blijkt eenvoudiger gezegd dan gedaan – dat hebben ze in die regio al mogen ondervinden.

Niet te missen

LEES OOK

De podcasts van De Standaard

Niet te missen