nooit gedacht dat ...
… we een jaar lang niet zouden dansen
Hopelijk tot nooit meer: een lege dansvloer. afp
De tijd dat ik bijna elk weekend met dichtgeknepen ogen de ochtendzon tegemoet trad, ligt al even achter me. Grotendeels uit noodzaak: een slapeloze nacht per week combineer je op je 35ste niet meer zo goed met een fulltimejob als op je 25ste. Maar ik had het ook wel gezien, jarenlang heb ik zelf feesten georganiseerd. Het is een beetje zoals op café gaan: als je het veel doet, is het niet speciaal meer. En anders mis je gewoon iets in je leven. Dacht ik.
Tot ergens halverwege de zomer: tijdens een autorit huiswaarts na een van die vele coronaproof wandelingen popte ‘Databank’ van Tropical Moon op – een simpel housenummer uit 1990 – en alles werd even heel wazig en ijl. Het scheelde niet veel of ik ging op de pechstrook staan om te bekomen. Sindsdien kan ik geen four to the floor-beat meer horen zonder instant weemoedig te worden.
Wat ik precies mis, kan ik niet verwoorden zonder te flirten met de clichés. Een speciaal groepsgevoel misschien, een saamhorigheid, met anderen op weg zijn naar een betere plaats. Je jeugd vieren, je energie, je seksualiteit, het leven. Of je een goede danser bent, maakt zelfs niet uit: uitgaan moet je niet doen om de show te stelen, Saturday night fever heeft ons gehersenspoeld. Je doet het ook niet om naar een groot podium te staren met je gsm in de lucht, net zoals alle andere schapen rond je. Daarvoor is het gewoon ook te donker. Nee, je neemt deel, je bént het evenement – of toch minstens een deel ervan. Drums, baslijnen, hihats, een koebel … Het klinkt vreemd, maar ze kunnen je in contact brengen met iets groters, je ’s ochtends gelouterd naar huis sturen en je dagelijkse zorgen wegvegen.
Die zorgen hebben we de laatste maanden meer dan genoeg kunnen opstapelen. Dat kan alleen leiden tot een enorme uitbarsting waarnaast de lockdownfeestjes klein bier zijn. Hou je maar vast, de derde summer of love komt eraan.