De prijs van CO2-uitstootrechten is in enkele dagen tijd geïmplodeerd. Bedrijven kunnen een goede zaak doen, het klimaatbeleid niet.
De handel in CO2-rechten, het zogenaamde ETS-systeem, is de belangrijkste pijler onder het Europese klimaatbeleid. Grote bedrijven en energieproducenten die CO2 uitstoten, moeten daarvoor betalen, wat hen ertoe aanzet in meer klimaatvriendelijke technologieën te investeren.
Het systeem werpt vruchten af, bleek eind vorig jaar nog. De CO2-prijs was zodanig gestegen - tot een niveau rond 25 euro per ton CO2 - dat de elektriciteitsproductie uit steenkoolcentrales in Europa sterk terugviel.
Maar de prijs is in enkele dagen tijd ingestort, voorlopig tot rond 16 euro. Bedrijven liggen wegens de coronacrisis stil, waardoor ze minder uitstootrechten nodig hebben en de energievraag daalt. Luchtvaartmaatschappijen lijden zwaar onder de crisis en verkopen de rechten die ze denken niet nodig te hebben. Beleggers stappen uit de markt. De lagere grondstoffenprijzen, bijvoorbeeld de gasprijs, doen de rest.
Overschotten corrigeren
De coronacrisis legt dus de motor stil die de Europese industrie moest aanzetten tot energie-efficiëntie en innovatie. Dat was tijdens de bankencrisis ook het geval, waardoor de emissieprijs jarenlang op een te laag niveau bleef hangen.
Sindsdien zijn er maatregelen genomen om overschotten op de ETS-markt te corrigeren, waardoor de ETS-prijs op langere termijn opnieuw zou moeten stijgen en zijn rol in de klimaataanpak kan blijven spelen. Intussen kunnen bedrijven wel inspelen op de goedkope ETS-rechten om zich in te dekken tegen toekomstige prijsstijgingen.