Tijdens het assisenproces over de aanslag op het Joods Museum in Brussel heeft verdachte Mehdi Nemmouche dinsdagochtend voor het eerst heel kort het woord gevoerd. Zijn verklaring roept echter vooral nog meer vragen op, dan ze beantwoordt.
In het begin van het assisenproces kondigde Nemmouche steeds weer aan later of aan het einde van het proces te zullen praten. Hij bleef echter de lippen stijf op elkaar houden, tot de zitting van dinsdagochtend. Hij greep dus toch de laatste kans die hij had om zelf nog iets te zeggen.
‘Ik ben in de val gelokt’, zei Nemmouche. ‘Mijn advocaat heeft al uitgelegd hoe de zaken in elkaar zitten. Dat verklaart ook waarom ik sinds de start (van het proces, red.) gezwegen heb, dat was geen gebrek aan respect. Als ik kon, zou ik alles anders doen. Bedankt om twee maanden naar ons geluisterd te hebben.’
Ook Nacer Bendrer, die ervan wordt verdacht het wapen te hebben geleverd aan Nemmouche, richtte zich tot de jury. Hij hield zijn onschuld staande. 'Deze affaire is voor mij een nachtmerrie. Ik weet niet wat ik hier sta te doen, ik ben onschuldig', zei hij.
Bendrer: 'Iemand heeft me om een wapen gevraagd, maar ik heb het niet gegeven. Ik heb veel stommiteiten gedaan, maar hiermee heb ik niks te maken. Ik besef dat de leugen met de lift komt, en de waarheid met de trap. Ik heb een vrouw, ik heb een moeder. Ik heb altijd geantwoord op uw vragen en ben geen leugenaar. Ik heb niks gedaan, en toch ben ik bang, want u zult beslissen over mijn leven.'
Slotakkoord ingezet
Twee maanden na de start van het proces is het slotakkoord ingezet. Nu de twee verdachten het laatste woord hebben gekregen, krijgt de jury ook nog uitleg over de 56 schuldvragen die hen gesteld worden. Als iedereen uitgepraat is, gaan de twaalf juryleden samen met assisenvoorzitter Laurence Massart en haar twee bijzitters in beraad. Het federaal parket verwacht pas donderdag een beslissing. Als minstens een van de twee beschuldigden schuldig wordt verklaard, zal de jury vrijdag over de strafmaat beslissen.
De jury zal zich eerst moeten uitspreken over de vraag of Mehdi Nemmouche schuldig is aan een doodslag met terroristisch karakter op Emanuel en Miriam Riva, Dominique Sabrier en Alexandre Strens. Nadien moet ze beslissen of de doodslag met voorbedachtheid is gepleegd, en of het dus om een moord gaat. Die vragen moeten per slachtoffer beantwoord worden.
Voor Nacer Bendrer moet de jury zich buigen over dezelfde reeks vragen, alleen komt er voor die beschuldigde nog bij dat de jury ook moet oordelen of hij schuldig is als dader of mededader, dan wel als medeplichtige.
Ten slotte moeten de juryleden zich ook uitspreken over de vraag of Nemmouche en Bendrer zich schuldig hebben gemaakt aan verboden wapenbezit met terroristisch karakter, dan wel aan eenvoudig verboden wapenbezit.
Bij de aanslag op het Joods Musuem, op 24 mei 2014, vielen vier doden: Emanuel en Miram Riva, een koppel Israëlische toeristen, en museummedewerkers Dominique Sabrier en Alexandre Strens.