Elke pendelaar kent de aankondiging wel: ‘De IC-trein naar Oostende komt aan op spoor acht. Deze trein rijdt vandaag uitzonderlijk met zeven in plaats van met tien rijtuigen’. Ze klinkt geregeld door de intercom van Belgische stations. Vooral tijdens de spits is wat volgt vaak een overvolle trein waarop niet elke passagier kan zitten.
De reden voor zo’n inkorting is bijna altijd een gebrek aan beschikbare rijtuigen. In 2018 kon de NMBS op een gemiddelde dag 16,6 procent van haar ‘rollend materieel’ – goed voor bij benadering 660 van alle 4.000 locomotieven en rijtuigen – niet laten uitrijden omdat ze ‘immobiel’ in een werkplaats stonden. Dat blijkt uit cijfers die De Standaard opvroeg. Het gaat om materieel dat defect is, een periodieke onderhoudsbeurt krijgt of binnen blijft voor aanpassingen.
Na een lange periode van geleidelijke afname steeg de ‘immobiliteitsgraad’ vorig jaar van 15,7 naar 16,6 procent. Volgens de NMBS is de trendbreuk het gevolg van de ‘uitzonderlijke hitte tijdens de zomer’ – wat tot meer pannes leidde – en van ‘kinderziektes’ volgend op de installatie van het nieuwe en ‘uiterst gevoelige’ ETCS-veiligheidssysteem.
Slapend geld
Toch ziet de NMBS ‘geen enkele reden om het doel tegen 2021 los te laten’. Dan mag nog hoogstens een op de acht treinen onbeschikbaar zijn – wat 20.000 bijkomende zitplaatsen zou moeten opleveren. Om op schema te zitten, had het spoorbedrijf vorig jaar een immobiliteitsgraad van 15,2 procent moeten halen.
‘De tendens ging de goede kant op, maar dit is een klein alarmsignaal’, zegt Kamerlid Jef Van den Bergh (CD&V). ‘Er moet een stevige tand worden bijgestoken. Dit is veel geld dat slapend in de werkplaatsen staat. We hebben die rijtuigen op het spoor nodig, zeker nu het aantal reizigers toeneemt. Treinen die in de spits ingekort worden, zijn een drama voor de dienstverlening.’
De NMBS vervoerde vorig jaar 243,9 miljoen binnenlandse reizigers, een record en een stijging met 3,7 procent in vergelijking met 2017 (DS 31 december). Die stijging is deels een gevolg van de uitbreiding van het treinaanbod met vijf procent, goed voor gemiddeld tweehonderd extra treinen per dag.
Het maakt de nood des te groter om zo veel mogelijk van het aangekochte materieel te kunnen inzetten. Maar dat materieel is voor een groot deel verouderd en daardoor extra kwetsbaar voor defecten. Een op de tien voertuigen is ouder dan veertig jaar en de helft van alle locomotieven en rijtuigen rijdt al meer dan dertig jaar op de sporen. Zij lopen twee tot drie keer meer kans op defecten.
Nog voor de zomer verwacht de NMBS de levering van nieuwe M7-rijtuigen. Dat leidt tot verjonging, maar niet meteen tot extra plaatsen, want met hun komst verdwijnen oudere modellen van de sporen.
Om de inzetbaarheid te verbeteren, wil de NMBS inzetten op efficiënter onderhoud, bijvoorbeeld door vaker tussen de ‘pieken’ door te werken: ’s nachts en tijdens het weekend. Dat moet behalve de capaciteit ook de stiptheid van de treinen verbeteren. Technische problemen leidden in 2018 jaar tot 385.705 minuten vertraging.