Autodelen is in België minder populair dan in de rest van Europa.
In België gebruikt ongeveer 3,8 procent van de bevolking een deelauto. Dat is minder dan in de meeste andere Europese landen. Nederland haalt 5 procent, Frankrijk bijna 9 procent, Duitsland en Luxemburg zo’n 6 procent. De cijfers staan in een internationale vergelijking over car sharing door ING. Ook de bereidheid om de auto te delen is in België extreem laag. Slechts één op de tien Belgen zegt car sharing eventueel te willen overwegen, eventueel als tweede auto. In Polen is dat het dubbele, in Italië het drievoudige.
Het beperkte enthousiasme voor autodelen is opmerkelijk, omdat Belgen samen met de Nederlanders relatief weinig emotionele waarde hechten aan hun auto. Op dit punt scoren de beide landen het laagst van alle onderzochte staten. Een logische verklaring is wel de hoge penetratie van bedrijfswagens. Ongeveer 15 procent van het wagenpark bestaat uit salariswagens. Ook de ruimtelijke ordening kan een rol spelen. Deelautosystemen zijn vooral een stedelijk fenomeen omdat de nabijheid van de standplaatsen bij de woning belangrijk is. Op het platteland is autodelen daardoor minder evident. De Belgische respondenten noemen de beschikbaarheid van de deelauto’s als het op één na belangrijkste obstakel, na de kosten.
Volgens ING is er nog een andere moeilijkheid om autodelen op grote schaal te doen doorbreken: het zakenmodel van de aanbieders. De vraag naar de auto’s kan sterk wisselen, terwijl het aanbod (het aantal deelauto’s) constant blijft. Om in die omstandigheden toch rendabel te zijn, is een zekere schaalgrootte onontbeerlijk.
Dat het nog zoeken is naar het juiste model, bewijzen enkele voorbeelden. Het Amerikaanse Zipcar had dertien jaar nodig om rendabel te worden, en werd overgenomen door Avis. In Frankrijk was er onlangs de mislukking van Autolib’, ondanks 140.000 abonnees in Parijs. ‘Het model lijkt alleen te kunnen overleven bij toonaangevende autofabrikanten of traditionele verhuurbedrijven, of als het door de openbare sector wordt verzorgd’.
Dat laatste model geldt voor de Belgische marktleider Cambio, waar de openbaarvervoerbedrijven NMBS, De Lijn, TEC en MIVB in participeren.