Het stuk van Ruëll uit 2003 is een satirisch portret van Leopold II en de Belgische koloniale geschiedenis. In dat stuk werd toen (en ook nu) onder meer een blackface opgevoerd – een kleurling gespeeld door een blanke door middel van schmink. In 2003 passeerde het ongemerkt.
Maar na het zien van Ruëlls regie, annuleerde de Keniaanse theatermaker Ogutu Muraya prompt zijn stuk Fractured memories dat dit weekend in de KVS zou spelen en hij keerde meteen terug naar zijn woonplaats Amsterdam. Het is een pijnlijke beslissing, zeker in het kader van een focusprogramma dat het bij uitstek wil hebben over dekolonisering.
Ook journaliste Gia Abrassart van Café Congo, een Brusselse organisatie begaan met de Belgisch-Congolese geschiedenis, en zelfs huidig KVS-dramaturg Tunde Adefioye reageerden zeer onthutst.
Seksueel wezen
‘Deze satire is een pseudozelfkritiek op de kolonisatie’, zegt Abrassart. ‘Het geeft geen enkele stem aan de gekoloniseerde slachtoffers. De enige zwarte acteur in het gezelschap mag amper een woord zeggen en wordt gereduceerd tot een seksueel wezen. Er zitten ook flagrant vernederende beelden in. Stel je voor dat dit over de Holocaust ging. Het dominante, witte publiek zat met deze stereotypen te lachen, terwijl ik het huilen nabij was. Toen Claus deze tekst in 1970 schreef was de tijdgeest anders. Nu kan je dit stuk niet opvoeren zonder een verplichte pedagogische omkadering die verder gaat dan een vrijblijvend nagesprek. Die hebben we dan ook geëist van de KVS. Maar je zou je ook kunnen afvragen of het überhaupt wel kan: een dergelijke voorstelling tonen in het huis waar op dezelfde avond kunstenares Rhode Makoumbou een standbeeld voor Lumumba inhuldigt.’
Kritiek op koningshuis
De Cock heeft begrip voor de pijn die Abrassart niet alleen in eigen naam deelt, maar blijft de heropvoering en regisseur Ruëll verdedigen, die niet bereikbaar was voor een reactie. ‘Het leven en de werken van Leopold II werd indertijd getoond in Kinshasa en Matongé, waar het telkens een succes was. Claus zette met dit stuk het koningshuis in zijn hemd. Het is jammer dat die kritiek niet wordt opgepikt in de satire die Ruëll hiervan heeft gemaakt. Het is duidelijk dat de geesten vijftien jaar na de première gerijpt zijn en dat kan ik alleen maar aanmoedigen. Maar binnen welk kader is de kunst nog vrij? Nee, zelf zou ik geen blackface gebruiken in mijn voorstellingen, en Ruëll wellicht ook niet meer. Maar voor hem was dit een eerste aanzet tot dekolonisatie, net zoals Claus dat in zijn tijd ook deed.’