In IJsland zijn alle stemmen van de vervroegde parlementsverkiezingen geteld. Hoewel de Onafhankelijkheidspartij van premier Bjarne Benediktsson de grootste partij blijft, verliest de regeringscoalitie haar meerderheid.
De verkiezingen werden georganiseerd omdat Heldere Toekomst de regerende coalitie had opgeblazen. De partij was het vertrouwen in de premier kwijtgespeeld, nadat diens Onafhankelijkheidspartij een schandaal rond zijn vader, in de doofpot te stoppen.
De Onafhankelijkheidspartij blijft met 25,2 procent (-3,8) en 16 parlementszitjes de grootste partij, maar zal het moeilijk hebben om coalitiepartners te vinden. Heldere Toekomst is met een uitkomst van 1,1 procent immers afgestraft, en ook de andere voormalige coalitiepartner, de hervormingspartij, scoorde maar 6,5 procent.
Ook een linkse coalitie van de Links-Groene Beweging (16,9 procent), de sociaaldemocraten (12,1 procent) en de Piratenpartij (9,2 procent) behaalt maar 24 zetels, terwijl voor een meerderheid 32 zetels nodig zijn.
Opmerkelijke opgang
Opmerkelijk is de opgang van de kersverse Centrumpartij (10,9 procent), die in september 2017 werd opgericht na interne conflicten binnen de Progressieve Partij (10,7 procent) en de op drie na grootste partij wordt.
De vraag is nu welke partij voldoende coalitiepartners vindt om een regering te vormen. Moest er een linkse regering gevormd worden, wordt dat slechts de tweede linkse meerderheid sinds het land in 1944 onafhankelijk werd van Denemarken. De eerste keer was in 2009, na de ‘potten en pannen’-revolutie die leidde tot de val van de rechtse regering vanwege de kredietcrisis.
De opkomst voor de verkiezingen van zaterdag bedroeg 81,2 procent.