‘Informatie van een inlichtingendienst publiek gebruiken voor een overheidsbeslissing, zonder dit vooraf te overleggen met die dienst kan niet’, zegt minister van Justitie Koen Geens (CD&V) in een persbericht op zijn website. Een vingerwijzing naar minister Liesbeth Homans (N-VA), die wat later ‘met stijgende verbazing’ reageert op diens communicatie.
Dat het Fatih-dossier CD&V heel hoog zit, mag duidelijk zijn. Minister van Binnenlands Bestuur Liesbeth Homans (N-VA) startte vorige week de procedure tot intrekking van de erkenning van de moskee in Beringen, op basis van twee rapporten van de Staatsveiligheid.
Maar Geens pikt het niet dat Homans de Staatsveiligheid niet contacteerde voor ze haar beslissing publiek maakte. De CD&V’er maakt zich zorgen om de bronnen van de inlichtingendienst: ‘Het valt niet uit te sluiten dat door deze informatie publiek te maken, de binnenlandse bron van de informatie, of de relaties van de inlichtingendienst met haar buitenlandse bronnen en partners in het gedrang worden gebracht’, schrijft hij.
Toeval
Maar de kritiek gaat dieper: ‘Het kan evenmin om zich voor een beslissing in een concreet dossier volledig en uitsluitend te baseren op een rapport van de Veiligheid van de Staat waar het dossier slechts zijdelings en eerder toevallig in aan bod komt.’
De Fatih-moskee komt in één van de rapporten van de Staatsveiligheid inderdaad aan bod. Maar Jaak Raes, topman van de Staatsveiligheid, zou maandag in het Vlaams Parlement achter gesloten deuren benadrukt hebben dat het niet om een grondige analyse van de moskee ging, wel een verwijzing bij wijze van voorbeeld. Homans hield echter voet bij stuk, en vond die verwijzing voldoende om de erkenning in te trekken. Daar waren de oppositie én de coalitiepartners van Homans het niet mee eens. En Geens dus ook niet.
Het referendum in Turkije voor de uitbreiding van de macht van president Erdogan op 16 april zou ‘tot voorzichtigheid’ moeten nopen, merkt Geens nog op. Vlak voor de paasvakantie kwam het nog tot zware rellen aan de Turkse ambassade in Brussel. ‘Het is niet het ogenblik om olie op het vuur te gieten’, besluit Geens.
‘Merkwaardig’
In een persbericht liet minister Homans later op de dag verstaan dat ze ‘met stijgende verbazing kennis [heeft] genomen van de communicatie van de minister van Justitie’. Volgens haar zijn de rapporten over Diyanet in het verleden ‘al herhaaldelijk aan bod gekomen in diverse publieke fora. Zo sprak de minister van Justitie hier zelf al openlijk over in de vergadering van de plenaire vergadering van de Kamer op 15 december 2016.’
Nu kritiek geven, net nu zij haar verantwoordelijkheid heeft opgenomen, vindt minister Homans dan ook ‘op zijn minst merkwaardig’.