Storm
In 1993 nam mijn moeder deel aan de populaire tv-quiz ‘De Drie Wijzen’. Dat was een evenement. Ze was 39, ik 14. We waren één minuut ver toen het gebeurde. Kurt Van Eeghem vroeg naar hobby’s en ik hoorde mijn moeder ‘in de bomen klimmen’ antwoorden. ‘Samen met mijn dochter.’ Sommige zinnen zijn nog niet vol of ze achtervolgen je al. Ik heb het jarenlang moeten bevestigen, ja, wij klimmen wel eens. Dat was niet gelogen, we hadden uitnodigende bomen in de tuin. Een eindeloze paardenkastanje, een innig vertakte eikentweeling, enkele welgevormde populieren. Heerlijke hoge uren brachten we door. Het is een drang die met de jaren hoort te slijten, ik begrijp niet waarom. Klimmen doe je met verheffende concentratie, het is een zinnelijk tactiel gebeuren. Ik zag gisteren hoe de storm de acacia’s voor mijn raam leeg plukte, en hoe zich prachtige klimschema’s openbaarden. De kaalpluk was wervelend en grondig. Tegen valavond bleef een rij beduusde karkassen over. Ze deden me denken aan die versregel van Jan Arends. ‘Als je / eindelijk kunt zien / hoe de boom / vertakt / dan is het winter.’ Zelden zoveel mededogen en zo weinig hoop in één enkele regel gelezen. En zelden voelde hij zo toepasselijk als nu, in die klare winter die uitzonderlijk vroeg valt dit jaar.