De logische volgende vraag aan Jambon
Tom Naegels

Tom Naegels vond het ook vreemd dat er in het interview met Jambon niet dieper werd ingegaan op zijn uitspraak over de ‘dansende moslims’. Maar of dat veel aan de discussie had veranderd?

In de nasleep van de discussie over de uitspraken van Jan Jambon wil ik nog enkele vragen en kritieken van lezers behandelen over hoe De Standaard zelf met de kwestie is omgesprongen.

Wat mij en een aantal lezers opviel, was dat de uitspraken die tot zoveel commotie geleid hebben, in het interview met Jambon zelf eigenlijk gewoon passeren. Het is te zeggen: ze staan geciteerd op de voorpagina en ook nog eens in de titel, de krant vond ze dus duidelijk erg opmerkelijk. Maar de minister krijgt tijdens het gesprek niet de vragen die hij achteraf wel moest beantwoorden: hebt u daar bewijzen van, wat bedoelt u met ‘significant’, moeten we ‘dansen’ letterlijk of figuurlijk begrijpen, bent u niet bang om te stigmatiseren? Een lezer die verontwaardigd was over Jambons uitspraken vond dat de krant daardoor niet kritisch genoeg was geweest. Enkele lezers die het met de minister eens waren, vonden dan weer dat de hele discussie vermeden had kunnen worden als hij zichzelf meteen had kunnen verduidelijken.

Het redactionele proces

‘We hebben hem wel gevraagd of hij bewijzen had’, zegt Bart Brinckman, die samen met Marjan Justaert het interview afnam, ‘maar die bijvraag is niet in de uitgeschreven versie beland, omdat hij er vrij nonchalant op antwoordde. Hij knikte enkel bevestigend. Ik heb ook nooit gedacht dat die uitspraak zo’n envergure zou krijgen.’

Dat is wel opmerkelijk, aangezien de krant ze zelf op de voorpagina en in de titel heeft gezet. Maar misschien is dat een beslissing die pas later in het redactionele proces genomen is: de versie van het interview die door de journalisten aan de eindredactie is bezorgd, heeft nog een andere titel.

Een aantal lezers vond dat de krant, door die uitspraak zo prominent te zetten, de heisa zelf gecreëerd had en er vervolgens van had geprofiteerd, omdat ze een week lang nieuws opleverde. Het is een vraag die lezers vaker bezig houdt: bericht een krant over een politiek debat, of creëert ze dat debat zelf? Stel dat de krant voor een andere titel had gekozen, zou dat voor evenveel ophef gezorgd hebben?

Het is een lastige kwestie, omdat een krant altijd naar de meest opmerkelijke uitspraak uit een interview zoekt om in de titel te zetten. Ervoor pleiten om een minder opvallende kop te kiezen, botst met de journalistieke geplogenheden. Er valt uit de presentatie van het interview ook niet op te maken dat de krant een rel wilde uitlokken: de titel is niet uit de context gerukt of overdreven aangedikt, het interview wordt niet geflankeerd door een commentaar, er worden geen tegenstanders om een reactie gevraagd. Het is ook onwaarschijnlijk dat doorvragen tijdens het gesprek zelf tot minder heisa had geleid: een van de redenen waarom de commotie zo lang duurde, was precies omdat Jambon geen antwoord kon of wilde geven op de vraag naar bewijzen. Dat zou dan, als de interviewers hadden doorgevraagd, al uit het oorspronkelijke interview zijn gebleken, maar dat had dan wellicht evenveel – of misschien meer – verontwaardiging opgewekt bij Jambons tegenstanders. En nog meer verwijten aan de krant bij diens medestanders.

Toen het debat aan de gang was, heeft deze krant er wel veel ruimte voor vrijgemaakt. Twee redactionele commentaren, vier grote – en evenwichtige – redactionele stukken, en niet minder dan acht opiniestukken (met die over Liesbeth Homans’ uitspraken over de plicht om kansen te grijpen erbij gerekend). De krant trekt wel vaker alle registers open bij debatten over racisme, seksisme en andere geladen kwesties waarin een conservatieve en een progressieve moraal met elkaar in botsing komen. Naar mijn smaak laat ze zich daarbij soms te veel meeslepen door de symboliek van zulke thema’s, terwijl andere relevante discussies sneller worden afgerond. Met vijf stukken tégen Jambon of Homans (Bleri Lleshi, Rachida Aziz, Mathijs Duyck, Wouter Beke en Paul Goossens), één dat Homans steunde (Mark Nelissen) en twee die de kerk in het midden hielden (Luc van Doorslaer en Alice Delvigne) vond ik het ook nogal naar één kant overhellen. En het was raar, voor lezers van beide kranten, dat Liesbeth Homans in De Morgen reageerde op een opiniestuk uit De Standaard, waarna in De Standaard weer twee reacties verschenen op die opinie van Homans. (De opinieredactie zegt me dat Homans haar stuk niet aan hen heeft aangeboden.)

Samengevat: ik vond het zelf ook vreemd dat er in het interview met Jambon zelf al niet dieper werd ingegaan op zijn uitspraak over de dansende moslims, maar enkel omdat het me een logische vraag lijkt. Aan het verloop van de discussie achteraf had het niets veranderd: die was hoe dan ook fel geweest. De Standaard heeft ze niet overdreven aangejaagd, en de redactionele opvolging was evenwichtig. Maar op de opiniepagina’s vond ik het aanbod, in vergelijking met andere debatten, te weinig evenwichtig, en te sterk aangedreven door de symboliek en de emotionaliteit die dit thema sowieso oproept.

De ombudsman houdt de redactie van De Standaard wekelijks een spiegel voor. Opmerkingen over journalistiek in De Standaard kan u melden via ombudsman@standaard.be en via www.standaard.be/ombudsman, waar u ook links vindt naar zijn Facebook- en Twitterpagina (@OmbudsDS)