‘Ik ben arts. Ik kan niet weglopen’
Artsen in de weer in de hal van het Militair Hospitaal Koningin Astrid Foto: EPA

Toen hij een harde knal hoorde in Zaventem, ging Rik Achten kijken. Hij bleef, op gevaar van eigen leven. Ook toen een tweede bom op enkele tientallen meters van hem ontplofte. Dat vond hij zijn plicht als arts.

Rik Achten wil pas na wat aandringen praten. Hij is diep onder de indruk van wat hij heeft meegemaakt. Hij werkt als diensthoofd radiologie in het UZGent. ‘Mijn zoon is me vanmiddag in Zaventem komen halen en heeft me naar huis gevoerd’, zegt hij. ‘Ik heb mijn bebloede kleren in bad gegooid. Ik ben lang onder de douche gaan staan. Dan ben ik naar het werk vertrokken. Ik kon niet alleen zijn.’

Iets over acht uur vanmorgen. Rik Achten is op weg naar Duitsland, voor een bedrijfsbezoek. Hij zit vlak bij de vertrekhal van Zaventem een koffie te drinken, een croissant te eten en de krant te lezen. Een artikel over de Brexit als economische ramp. Plots hoort hij een luide knal. Dat het een explosie is, weet hij niet. Wel dat er iets aan de hand is. Hij hoort geroep.

‘Iedereen liep weg’, vertelt hij. ‘Ik dacht: er is iets gebeurd, misschien kan ik helpen. Ik wist niet meteen dat het een bom was. Tien, vijftien seconden later ging de tweede bom af. Heel dichtbij. Overal vielen stukken van het plafond. Er vloog van alles rond me. Maar tussen mij en die bom stond een paal. Daardoor ben ik niet geraakt door nagels of rondvliegend puin.’

ABC spoedgevallen

De luchtverplaatsing is hevig. Rik Achten kan zich met moeite staande houden. Zien kan hij amper. Er hangt rook en er dwarrelt van alles door de lucht. Zijn eerste reflex is: lopen. Net als iedereen rondom hem. Maar dan hoort hij gekreun, gekerm en hysterisch geroep. ‘Dan denk je: ik ben arts. Ik kan niet weglopen. Ik moet kijken of ik niemand kan helpen.’

Hij is bang – vanzelfsprekend. ‘Je weet niet: komt er nog een bom?’ Maar hij kan niet anders dan blijven, besluit hij in enkele fracties van een seconde. Uiteindelijk zal hij dat naar schatting meer dan een uur doen. Ook in de eerste lange minuten dat er nog geen urgentiediensten ter plaatse zijn.

Hij ziet een jonge man met ernstige breuken die het uitschreeuwt van de pijn. Zijn kleren zitten vol scheurtjes, zijn lichaam vol wondjes. Achten improviseert een kussen voor hem. De man vraagt hem een flesje water uit zijn zak te nemen. Hij zal er niet van drinken. Hij ziet een oudere man die er nog erger aan toe is. Benen op verschillende plaatsen gebroken. Hij ziet een vrouw in een grote plas bloed, met een gapende rug­wonde.

Frustratie

Achten prent zichzelf het ABC in dat hij van zijn stage op spoedgevallen onthouden heeft. A – ademhaling verzekeren. B – bloedingen stelpen. C – Circulatie van het hart op gang houden. Tijd om wat dan ook te voelen, is er niet. Behalve frustratie. ‘Ik wilde die mensen helpen, maar er was zo weinig wat ik kon doen. Er was geen materiaal. Ik ben ook geen urgentie- of trauma-arts. Je kunt je niet voorstellen hoe gefrustreerd ik daar rondgelopen heb.’

Langzaam trekt de mist op. Langzaam wordt de ravage duidelijk. Overal liggen gewonden. In een wijde cirkel van naar schatting 30 meter is het plafond naar beneden gekomen. Hulpdiensten brengen de evacuatie op gang. Achten helpt vier zwaargewonden naar buiten te dragen ‘Over alle ellende.’ De eersten nog voor er brancards zijn. Het is uitkijken. Voor het glas. Voor de ondergrond die glad geworden is door het bluswater. Een man met meerdere beenbreuken moeten acht hulpverleners op een stalen kar tillen.

Pas als de hulpdiensten massaal ter plekke zijn, besluit Rik Achten te vertrekken. De computers aan de balies staan nog aan, merkt hij, als hij de terminal naar buiten loopt, verdwaasd en diep onder de indruk. Maar er zijn geen mensen meer. Luchtvaartpersoneel brengt hem met een autootje naar een veilige plek. Hij neemt plaats op de achterbank, naast twee kinderstoeltjes. Hij neemt zijn gsm. Zijn vriendin heeft hem gebeld, terwijl hij een slachtoffer probeerde te helpen. Hij belt terug. Laat weten dat hij oké is.