Grondwetsspecialist Stefan Sottiaux (KULeuven) vindt dat de Vlaamse regering meer gebruik moet maken van haar nieuwe bevoegdheid om volksraadplegingen of referenda te organiseren over gewestelijke materies. ‘Zeker in het begin van het besluitvormingsproces moet de burger een grotere rol krijgen.’ Vlaams minister-president Geert Bourgeois (N-VA) is maar een koele minnaar van het idee. ‘Bij een volksraadpleging ontbreken doorgaans de zakelijkheid, zorgvuldigheid en rationaliteit die nodig zijn voor besluitvorming.’
In het kader van de voorstelling van zijn handboek ‘Grondwettelijk Recht’ ijverde de Leuvense professor Stefan Sottiaux vanavond voor het beter gebruiken van de bevoegdheid om volksraadplegingen te organiseren. Sinds de zesde staatshervorming komt die bevoegdheid Vlaanderen toe - zij het enkel over gewestelijke (grondgebonden) materies. Niet over onderwijs, bijvoorbeeld, want dat is een persoonsgebonden materie. Sottiaux: ‘Als de Vlaamse regering er niet onbezonnen, maar wel op een volwassenen manier mee omspringt, kan de volksraadpleging een nuttige aanvulling zijn op de representatieve democratie.’
Voorwaarde is dat de vraagstelling goed en objectief is. Daarom pleit Sottiaux voor de oprichting van een onafhankelijke commissie die de vraag beoordeelt. Ook moet gewaakt worden over het risico dat een welbepaalde ‘elite’ de volksraadpleging manipuleert. ‘Het buitenland bewijst dat het kan, en daarom vind ik dat het Vlaams Parlement die denkoefening niet uit de weg mag gaan.’
‘Neen-stemmers in de meerderheid’
Vlaams minister-president Geert Bourgeois (N-VA) reageerde veeleer sceptisch op het voorstel. ‘Ik betwist niet dat een volksraadpleging verenigbaar is met onze representatieve democratie (waarbij de verkozenen van het volk in het parlement zetelen en daar beslissingen nemen, red.), maar toch geef ik volstrekte voorrang aan dat laatste’, luidde het. Bourgeois vindt dat een besluitvormingsproces zakelijkheid, zorgvuldigheid en rationaliteit vereist - ‘zaken die doorgaans ontbreken bij een volksraadpleging’. De tien (niet-bindende) gemeentelijke volksraadplegingen die er in Vlaanderen georganiseerd zijn, staven zijn afwijzing. ‘De neen-stemmers zijn vaker in de meerderheid dan de ja-stemmers. Van de tien die er gehouden zijn, waren er drie ongeldig omdat de deelname te laag was. Bij de zeven andere luidde het verdict in zes gevallen “neen”. En in het zevende geval was het “ja”, maar in feite “neen” als je de vraagstelling zou omdraaien. In haast alle gevallen heeft de raadpleging de verdere besluitvorming veeleer bemoeilijkt dan vergemakkelijkt.’
Om tot een Vlaamse grondwet te komen, is een Vlaams referendum voorlopig niet bruikbaar: het mag immers enkel georganiseerd worden over gewestelijke aangelegenheden.