‘Life is quite absurd / And death's the final word’. Aan existentiële filosofen geen gebrek onder grote regisseurs. Van Ingmar Bergman over Woody Allen tot Monty Python.
Irrational man
Al sinds de jaren 70 paart Woody Allen (zijn eigen) existentiële crisis aan relatiekomedies. Dat doet hij opnieuw in ‘Irrational man’, dat bij ons volgende week in de zalen komt. Daarin speelt Joaquin Phoenix een professor filosofie die niet langer in theorie wil streven naar het goede, maar het goede wil doen. Dat blijkt niet eenvoudig in universum waar geluk heerst. ‘Pardon, toeval heerst het universum.’
Ingmar Bergman
De existentiële regisseur bij uitstek is Ingmar Bergman. Moraal, religie, psychologische crisis, fundamentele eenzaamheid en opvallend mooie vrouwen komen samen in zijn films. Misschien wel zijn meest becommentarieerde en geparodieerde scène is de ontmoeting van een gedesillusioneerde ridder (Max von Sydow) met de Dood, in ‘Het zevende zegel’ (‘Det sjunde inseglet’) uit 1957. Samen spelen ze een spelletje schaak op leven en dood.
Monty Python
Erkennen dat het universum een kille plek is en het leven geen zin heeft, hoeft niet deprimerend te zijn. Integendeel, het kan ook bevrijdend werken. Het laatste woord is dan ook aan de grappigste huis-, tv- en filmfilosofen: Monty Python herinnert je er in sketches en films als The meaning of life aan dat het leven om te lachen is en de dood een flauwe grap. En zo herschreven ze dan ook het evangelie in ‘Life of Brian’:
‘Life's a piece of shit / When you look at it / Life's a laugh and death's a joke, it's true./ You'll see it's all a show. / Keep them laughing as you go / Just remember that the last laugh is on you.’