Achterstallige betalingen zijn een belangrijke, zo niet de belangrijkste, oorzaak van faillissementen. In plaats van een gerechtelijke procedure wordt de invordering van onbetwiste schulden tussen ondernemingen onderling voortaan een administratieve procedure. Dat had Europa eerder al bevolen. De nieuwe maatregel staat in het eerste ‘potpourri-wetsontwerp’ van minister van Justitie Geens, en spoort volledig met de geest van diens Justitieplan: Geens wil justitie terugbrengen tot haar kerntaken en alternatieve, buitengerechtelijke procedures toepassen waar mogelijk.
In een eerste ontwerp pakt hij het burgerlijk procesrecht aan – met het oog op een drastische vermindering van het aantal rechtszaken, vooral in hoger beroep. Nog voor de zomer volgen het straf- en strafprocesrecht en een aantal interne reorganisaties van de rechterlijke orde.
De minister kreeg deze middag groen licht voor zijn eerste wetsontwerp. Eén van de meest heikele punten daarin bleek de ‘snelle betaling’ of invordering van onbetwiste schulden door ondernemingen. Vooral de liberalen speelden het hard: zij hechten veel belang aan de juridische toets, ter bescherming van de debiteur of schuldenaar.
Gerechtsdeurwaarder
Het akkoord? Alles vertrekt bij de advocaat: hij oordeelt als eerste of de zaak in aanmerking komt voor de snelle betaling en schakelt vervolgens een gerechtsdeurwaarder in. Als een gerechtsdeurwaarder vaststelt dat de schuldvordering niet betwist wordt, zal de procedure voortaan zonder tussenkomst van de rechter plaatsvinden. Het is diezelfde gerechtsdeurwaarder die een cruciale rol blijft spelen bij de invordering van de schuld, zoals het opstellen van een eventueel afbetalingsplan met bedragen en termijnen. Worden de schulden niet (tijdig) afgelost, dan kan de gerechtsdeurwaarder een proces-verbaal opstellen.
Er worden voldoende waarborgen ingebouwd voor beide partijen. Als er alsnog een betwisting ontstaat, komt er wél een rechter aan te pas.
‘Op die manier wordt de zaak niet nodeloos ingewikkeld gemaakt of gerekt’, aldus Geens. ‘Bovendien zal ze ook relatief weinig kosten. Daar doet in de eerste plaats de schuldeiser zijn voordeel mee, want voor hem wordt de drempel aanzienlijk verlaagd, maar ook de schuldenaar die hoe dan ook de kosten draagt. En last but not least wordt de rechterlijke macht ontheven van taken die niets te maken hebben met haar kerntaak, want het gaat hier om onbetwiste schulden.’
Volgens de minister komt de bepaling tegemoet aan de Europese richtlijn over de betalingsachterstand in handelstransacties, die een ‘summiere rechtspleging’ beveelt om de achterstand te bestrijden.
Zijn voorgangster Annemie Turtelboom (Open VLD) had overigens óók een wetsontwerp terzake klaar (mét rechterlijke toets), maar dat raakte niet op tijd rond.
B2B vs. B2C
Op een belangrijk punt voert Koen Geens zijn Justitieplan (nog) niet uit: ten aanzien van particuliere schuldenaars geldt de regeling van de snelle betaling niet. Open VLD, maar ook CD&V wilde niet dat de zwakke consument – die dikwijls minder juridische kennis heeft – zich zou laten ‘rollen’ door de bedrijven. Zonder bescherming van de consument dreigt iemand die wat teveel consumentenkredieten aangaat, of zijn telecomfacturen laat liggen en vervolgens een gerechtsdeurwaarder over de vloer krijgt, benadeeld te worden.
‘Voor de consument is het erg belangrijk dat de deur naar de rechter groot open blijft’, klinkt het in liberale hoek.
Voorlopig is de snelle betaling dus enkel B2B of Business to Business. Toch is het niet uitgesloten dat de regeling later tóch uitgebreid wordt tot B2C of Business to Consumer, maar mogelijk ‘gemoduleerd’ én met extra bescherming voor de zwakkere particulieren. Geens: ‘We beginnen bij de ondernemingen, maar het is de bedoeling om het systeem van de snelle betaling na een tijd te evalueren, en eventueel uit te breiden tot de consumenten. Alles met de bedoeling om de rechter zo weinig mogelijk te belasten.’
Behalve de snelle betaling regelt de eerste potpourri-wet ook een aantal andere, aangekondigde hervormingen van de burgerlijke procedure. Zo zal het hoger beroep niét langer schorsend werken en wordt de alleenzetelende rechter het principe, kamers met drie rechters de uitzondering.
WAT VERANDERT ER NOG?
- Voortaan worden burgerlijke rechtszaken en strafzaken in beginsel toegewezen aan kamers met één rechter. Een collegiale kamer, met drie rechters, wordt de uitzondering. Bedoeling is om de capaciteit van de rechtbanken te verhogen. Alleen wanneer het strikt noodzakelijk is kunnen bijkomende (leken)rechters worden ingezet. Het hoger beroep in strafzaken blijft toegewezen aan een kamer met drie magistraten.In gespecialiseerde zaken, zoals het sociaal strafrecht, is het wel de bedoeling dat de alleenzetelende rechter een gespecialiseerde opleiding krijgt.
- Er komt een wettelijke basis om elektronische communicatie in de gerechtelijke wereld mogelijk te maken. Conclusies zullen elektronisch kunnen worden neergelegd, juridische actoren zullen via het 'informaticasysteem van Justitie' gerechtelijke stappen kunnen zetten.
- Hoger beroep wordt per definitie niet meer schorsend, waardoor het vonnis in eerste aanleg direct uitvoerbaar is. Als het om een geldsom gaat en er is beroep, dan kan de betaling op een geblokkeerde rekening vastgezet worden tot er een uitspraak is in tweede aanleg. Is de onmiddellijke uitvoerbaarheid wegens de aard van het geding niet mogelijk – bijvoorbeeld als het om de afbraak van een duiventil gaat of iets anders dat onomkeerbare schade kan opleveren -, dan kan de rechter toch de schorsing bevelen. Daarom ook geldt de maatregel niét voor vonnissen van de familierechtbank, zoals echtscheidingen. Daarvoor blijft het hoger beroep zijn schorsende werking behouden.
- Het is niet langer mogelijk om hoger beroep in te stellen tegen bepaalde tussenvonnissen.
- Het Openbaar Ministerie zal niet langer systematisch tussenkomen in burgerlijke procedures, het advies wordt in de meeste gevallen facultatief. In sommige zaken zal het OM helemaal niet meer tussenkomen, in sommige gevallen nog wel (verplicht, bij wet), in andere zaken alleen als de rechter het nuttig acht.
- Magistraten zullen kunnen werken tot 70 jaar, langer dan de wettelijke pensioenleeftijd dus. Als alles goed gaat, kunnen magistraten die nog dit jaar op pensioen (moeten) gaan, al genieten van de maatregel.
- De verjaringstermijn voor zware misdaden die gestraft worden met levenslange opsluiting wordt opgetrokken naar twintig jaar. Dit is de zogeheten 'Bende van Nijvel'-bepaling: normaal verjaart de zaak eind dit jaar (en dat is ook de reden waarom Geens ze opneemt in deze potpourri-wet, en niet in de volgende die over strafrecht handelt, red.), deze bepaling verhindert dat.