Aan weinig hedendaagse politici kleven zoveel 20ste-eeuwse verhalen als aan Donald Tusk. De man die zeven jaar premier van Polen was, werd eind augustus voorgesteld als opvolger van Herman Van Rompuy. Hij en Merkel en Hollande waren niet op zoek naar een ‘historische keuze’. Maar op die ouderwetse manier maakten ze er wel een.
Tusk ging ondanks zijn universitair diploma als historicus aan de slag als arbeider bij een coöperatieve. Hij schilderde schoorstenen en kuiste ramen, hoog in de lucht. En hij hield dat zeven jaar vol, tot aan de val van het communisme.
Na met eigen ogen te zien hoe Poolse communisten tientallen stakende scheepsarbeiders de dood injoegen, ging Tusk in het verzet. Eerst tegen de dictatuur, later tegen politici met té veel ideologisch vuur. Het is totaal andere potgrond dan degene waarin Herman Van Rompuy tot bloei is gekomen.
Toen Tusk in 2010 de prestigieuze Karelsprijs kreeg, voor zijn Europese verdiensten, keek hij in zijn dankrede terug op de onrust van 1970. ‘Duizenden demonstranten die de patriottische hymne Warszawianka zongen, het brandende hoofdkwartier van de Communistische Partij, de om zich heen slaande en op mensen schietende militairen, de massa die zich vervolgens op die soldaten stortte’, sprak hij, in het stadhuis van Aken, voor een publiek van euroleiders. ‘Het leek wel revolutie. Ik voelde me met deze mensen door een absolute en onbeperkte solidariteit verbonden. Het was een mystieke ervaring, omdat ze ons leerde dat er iets zeer belangrijks bestond: de publieke sfeer, waarin heel fascinerende dingen mogelijk waren. Het onderscheid maken tussen goed en kwaad, dat was een van de belangrijkste dingen die ik toen geleerd heb.’
De enige andere nog levende Pool die ooit op mondiaal niveau aan politiek deed, Lech Walesa, held van de jaren 80, kent Donald Tusk al bijzonder lang. Volgens hem staan Tusk moeilijke jaren te wachten. We vragen hem of Tusk hem nog wel eens belt. ‘Als hij in de problemen zit, zal hij mij wel weten te vinden. Hij deed dat vroeger wel eens, maar nu is hij zelf voldoende gewapend. (grijns) Of beter, hij dénkt dat hij voldoende gewapend is.’
Het volledige portret leest u nu vrijdag in dS Weekblad.