Boeiende tijden - We beginnen pas te bevroeden wat nieuwe technologie teweegbrengt

Het einde van de middelmaat

De crisis heeft de vaart waarmee de technologische vernieuwing voortholt, niet afgeremd. We staan voor een nieuwe, fantastische wereld, zegt Bart Sturtewagen, maar wat met de steeds groter wordende groep mensen die er geen plaats in heeft?

De financiële crisis heeft ons al vijf-zes jaar economische groei gekost en het einde van de malaise is nog niet in zicht. Larry Summers, ex-minister van Financiën in de VS, gaf het kind op 16 november een naam: seculiere stagnatie. Volgens hem gaat het om iets fundamentelers dan een kater na de jaren van irrationele exuberantie die we hebben gekend. Hij vreest dat structurele groei van de economie alleen nog maar mogelijk is door een volgehouden beleid van stimulering. Maar die constante aanjaging bedreigt de financiële stabiliteit. We balanceren onophoudelijk tussen recessie en overdrijving.

Het debat over deze verontrustende visie woedt volop. Intussen is er een precair herstel, ook in Europa. Het IMF blijft wel waarschuwen voor het risico op deflatie en dus het vastlopen van de economie in een nieuwe neerwaartse spiraal.

Maar wat is stilstand? Qua economische productie staan we niet verder dan voor de crisis. Maar dat verhult dat de recessie geenszins de vaart heeft afgeremd waarmee onze levens en onze samenlevingen onder druk van technologische ontwikkelingen veranderen.

Net voor de crisis waren cloud computing, 4G en the internet of things slechts in kleine kring bekend. Smartphones hadden alleen nog maar de bovenlaag bereikt die ze gebruikte om te bellen en te mailen. De rekenkracht van computers is onverstoorbaar blijven groeien, net als de bandbreedte. We wisten dat informatie macht was. Maar Big Data, de ongebreidelde opslag van gegevens en de programma’s om er patronen in te ontdekken, kenden we nog niet. Het idee dat het internet al onze apparaten altijd en overal met elkaar zou verbinden, behoorde nog tot het rijk van de sciencefiction.

Handlanger wordt concurrent

Wat dat allemaal teweeg zal brengen, beginnen we nog maar pas te bevroeden. De voordelen zijn talrijk: onderzoek en ontwikkeling gaan in een hogere versnelling, computers helpen ieder van ons betere beslissingen te nemen dan de beste experts. Tal van taken die tot dusver goed opgeleide menselijke aandacht, kennis en ervaring vereisten, worden overgenomen door intelligente machines die onophoudelijk beter worden in hun opdracht.

We staan eens te meer voor een fantastische, nieuwe wereld met onvermoede mogelijkheden. Maar zelfs een blad als The Economist, dat rotsvast gelooft in de opwaartse beweging van de menselijke soort voor zover die vrijheid en vooruitgang omarmt, ziet een probleem. En het staat niet alleen. In Oxford, aan het MIT en in Leuven publiceren onderzoekers een na een studies die constateren dat we voor een decimering staan van jobs die tot voor kort immuun waren voor automatisering en rationalisering. Net zoals topschakers jarenlang dachten dat geen computer hen zou verslaan, zullen we binnenkort allemaal het hoofd moeten buigen voor superieure artificiële intelligentie. Nu gebruiken we technologie nog als handlanger die ons slimmer en sterker maakt, straks wordt ze onze concurrent die ons genadeloos overtroeft en overbodig maakt.

Tot dusver spaarden machines mankracht uit, maar ze hadden wel menselijk intellect nodig om ze te controleren en er beslissingen over te nemen. De nieuwe machines, met elkaar verbonden en in het bezit van alle relevante informatie en kennis, nemen dat van ons over. Dat begint met boekhouders en laboranten, maar via leraars en journalisten, gaat het naar piloten en chirurgen. Onderweg verliezen ook hopen managers hun relevantie.

Een wereld die meer steunt op technologie, hangt af van minder mensen. De noties ‘hooggeschoold’ en ‘levenslang leren’ eroderen. De middelmaat gaat er zonder pardon uit. Maar, laten we eerlijk zijn, de middelmaat was de norm. Middelmaat, dus inwisselbaarheid, volstond. Nu worden onvervangbaren schaarser, maar ook duurder dan ooit.

De voorspelling van Keynes

Hierdoor wordt het minder raadselachtig dat we, op zijn best, een jobloos economisch herstel beleven en een toename van de ongelijkheid. Tijdens de crisisjaren is aangetoond dat het, na de industrie, ook in de diensten en bij de overheid met heel wat minder volk kan. En dat proces gaat door.

Er is intense vraag naar briljante, creatieve en ondernemende geesten. Het fortuin lacht hen toe. Maar na hun 35ste investeren venture capitalists niet meer in hen. Er staat immers alweer een verse golf nog innovatievere genieën klaar met een nog betere antenne voor de tijdgeest.

John Maynard Keynes voorspelde dat we in de 21ste eeuw allen nog hooguit 15 uur per week zouden werken. Als dat alsnog uitkomt, zal de werktijd ongelijk verdeeld zijn. Lange, maar goedbetaalde uren voor degenen die in dit nieuwe paradigma floreren en slechtbetaalde voor de onderlaag voor zover ze nog niet vervangen kan worden door robots. En daarnaast nutteloosheid voor diegenen die het talent of de energie missen voor het ene en te duur zijn voor het andere.

We hebben geen sociaal model voor zo’n wereld. Prestatie en loon zijn keihard aan elkaar gekoppeld, herverdeling is slechts een bijgedachte. Tenzij we vervallen in een moderne versie van het stukslaan der weefgetouwen, moeten we naar een ander schema op zoek. De discussie over de groeiende ongelijkheid in de wereld kan niet worden gevoerd zonder antwoord op de uitdaging van het nieuwe technologietijdperk.

Aangeboden door onze partners
Bart Sturtewagen

Bart Sturtewagen

Een wereld die meer steunt op technologie, hangt af van minder mensen

Niet te missen