- De schuld van de ambtenaren
Middeleeuwse akten vermelden al de 'Lundi Parjuré', of 'Verzworen Maandag'. Dat was de dag waarop ambtenaren de eed aflegden, en er dus niet gewerkt werd. De dag was 'verloren', en dan maakte men er ineens maar een feest van ter ere van de eedaflegging. Om dat feest voor de stad betaalbaar te houden, kreeg iedereen een goedkoop vleesbroodje te eten.
- Een dorstopwekkend hapje
Een variant op het ambtenarenverhaal wil dat de gilden rond het begin van de 18de eeuw hun nieuwjaarsfeest organiseerden op 'Verloren Maandag'. Ook die dag was een verloren dag: er werd de hele dag door feest gevierd, waardoor ook de ambachtslui niet aan werken toe kwamen.
Ook het voorlezen van gildeboeken, met daarin de rechten en plichten van de ambachtslui, zou tot een 'Verloren Maandag' geleid hebben. De patroon zou daarna de gildeleden trakteren op een borrel.
Daarvoor trokken de ambachtslui naar de herberg, wat voor de herbergiers dan weer een argument was om die klanten zo lang mogelijk in hun zaak te houden met dorstwekkende hapjes. Daarom trakteerden ze hun klanten, in samenwerking met slagers en bakkers, op gebraden vlees en brood. Om het betaalbaar te houden, gebruikten ze vooral vette vleessoorten, verwerkt tot worst en eventueel verpakt in deeg.
- Onverkoopbaar vlees en brood
Andere bronnen verwijzen dan weer naar de Antwerpse haven. Traditioneel mochten de havenarbeiders op de maandag na de eerste zondag na Driekoningen op kosten van de baas drinken. Daarbij kregen ze iets warm te eten. Dat 'feestmaal' werd - eveneens om budgettaire redenen - samengesteld uit 'onverkoopbaar' vlees en brood.
Dat 'verloren brood' zou dan aan de oorsprong liggen van de specifieke naam van die dag. Later werden beiden gecombineerd en was het worstenbrood geboren. De appelbol zou later gewoon aan het gebruik zijn toegevoegd, om ook zoetebekken de keuze tussen zoet en hartig te geven.