‘Mijn verjaardag is de dag dat men mij vond’
Lies Lefever: 'Voor mij is geloven, eerlijk gezegd, nogal moeilijk.' Zuster abdis: 'Geloof krijg je en Onze Heer dwingt niemand.' Foto: © ivan put
Stand-upcomedian Lies Lefever werd als baby door haar adoptieouders tussen de tralies van een slotklooster geduwd, in de armen van de clarissen. Dertig jaar later bezoekt ze de zusters opnieuw. ‘Het gebed heeft geholpen’, vindt de abdis. ‘En wat doe je nu precies, Lies? Iets met de gitaar?’

Lies: ‘Toen ik geboren werd, woog ik naar het schijnt geen kilo.’
Zuster abdis: ‘Onderkomen, ziek, mager, hulpeloos. Ik herinner me dat beeld nog precies. Je mama zat hier voor ons, aan de tralies, baby op schoot. “We moéten haar redden”, herhaalde ze de hele tijd. Veel traantjes zijn hier gelaten. Ik heb toen resoluut gezegd: we zullen helpen. Elke keer als jullie naar het ziekenhuis trokken, begonnen we te bidden. Daarom houden we zo aan het verborgen zijn, de stilte, de sereniteit. Omdat ons gebed dan niet verstoord wordt. We moeten ons kunnen concentreren op het hemelse, de nabijheid van God.’
Lies: ‘En zegt u nu: goed dat we zoveel gebeden hebben?’
Zuster abdis: ‘Maar natuurlijk, toen jij later terugkwam, zagen we dat we gehoor hadden gekregen. Je sterkte aan, leerde lopen, je zicht verbeterde, je speelde, at goed.’
Lies: ‘Ik herinner me vooral dat eten hier. Kriekjes met ballekes en ook het kerstmaal. Maar wat ik me vooral ook herinner: jullie waren toen met héél veel meer. Dertig?’
Zuster abdis: ‘En nu nog met zes. Tja.’
Lies: ‘En jullie kijken nog altijd niet naar televisie, lezen geen krant, komen niet naar buiten?’
Zuster abdis: ‘Inderdaad. Televisie kijken we zelden, tenzij laatst toen de aarde beefde in Japan. We kijken ook als er in Rome iets gebeurt of als er een verslag is van de wereldjongerendagen.
(...)
De Standaard: Je praat niet graag over je adoptie, over toen je klein was en ongeveer halfdood uit Rwanda aankwam.
‘Ach, het is ook zo zielig allemaal. Zoals daarnet werd gezegd: niet levensvatbaar – het blijven straffe woorden om te horen. Ik dacht meteen weer aan het verhaal dat mijn mama vertelde over de dokter uit Turnhout waar ze me naartoe bracht en die gezegd had: “Met dit kind is niets meer te doen”. Daar schrik je toch van.’
De Standaard: Dat je ouders net jou uitkozen...
‘Dat is toch naïef hé, een beetje zot zelfs. In principe hadden ze me eerst alleen naar hier gebracht om me te laten opereren. Maar die operaties volgden elkaar op en dat bleef maar duren. Intussen geraakte iedereen gehecht aan mij, ouders, broers, zussen. “Zo zielig”, dat zeiden ze ook. Ik was echt toegetakeld. Oogjes verbrand, ik zat vol wormen, had brandplekken op de ledematen. Zie, de littekens op mijn armen zijn er nog. Een heel tragisch geval was ik.’ (lacht luid)
(...)
De Standaard: Ga je ooit terug naar Rwanda?
‘Nee. Ik heb daar geen zin in. Ik weet ook bijna zeker dat ik daar niet gelukkiger van zou worden.’
De Standaard: Wil je dan niet wéten?
‘Ik weet genoeg. Trouwens, daar naartoe gaan, wat brengt het op: dat je met een schuldgevoel terugkomt, of dat je ginds verwachtingen kweekt? Ik weet: mijn biologische familie heeft me gedumpt en dus heeft de zoektocht niet veel zin. Ik heb genoeg moeite gedaan om mijn leven op de rails te krijgen en dus geen zin om dit allemaal overhoop te laten gooien door mensen met wie ik geen band heb. Ik weet dat dit egoïstisch klinkt, maar het is mijn aanvoelen. Een andere egoïstische reflex van mij is dat ik zelf nooit kinderen zou adopteren. Het is zo bijzonder, hoe mijn ouders hun liefde deelden. Ik zou het niet kunnen, evenveel liefde geven aan een adoptiekind als aan mijn eigen kinderen. Cru hé?’

Het hele gesprek tussen zuster abdis en Lies Lefever, net als het verdere interview met Lies Lefever vindt u in de weekendkrant van De Standaard. Of online in de e-krant.

Wist je dat je ook zonder abonnement elke maand 3 betalende  plus-artikels kunt lezen?

Lees gratis ›

Vul je e-mailadres en wachtwoord in