Toulouse, 8 uur. Bistro's blazen de steegjes leven in, marktkramers stallen hun waren uit. De inwoners kuieren rond in de smalle straatjes van het centrum, een lappendeken van bars, boetiekjes en restaurants: koffietje slurpen, lezen, een beetje naar het landschap kijken… l'ambiance du sud. De roze stad is vooral bekend door de vliegtuigfabrikant Airbus, haar romaanse kerken en haar parfums, maar ze heeft veel meer te bieden. Toulouse telt 450.000 inwoners, van wie liefst een vierde student is. Dat de activiteit in de smalle straatjes –een lappendeken van bars, boetiekjes en restaurants– af en toe herinneringen oproept aan Lissabon, is geen toeval.
Net zoals in Knokke hebben ze een place m'as-tu vu, die hier Place Saint-Pierre heet. Op het plein, geprangd tussen de Garonne en de universiteit, bruist het 's avonds van de activiteit. Jongeren troepen er samen, maken er muziek, ontspannen er zich. De voormalige havensite is de trekpleister van de jeugd, maar ook gezinnen kunnen er terecht om op de mooie promenade tussen de platanen te wandelen, te picknicken of te genieten van de schat aan fauna en flora in Le Jardin des Plantes of Le Jardin Japonais. Maar genoeg rondgehangen, tijd om richting de Pyreneeën te trekken.
On y va!
Dicht bij de stad is het nog druk: skeelers, als papegaaien gekleurde wielertoeristen, véél joggers. Het lijkt wel alsof Toulouse leegloopt. Zodra de drukte achter ons ligt, wacht een oase van groene rust. Heuvels nemen een lange aanloop, weidse waterlopen en bucolische (berg)dorpjes wisselen elkaar af. In volle seizoen is het er even erg druk, maar meteen daarna soezen alle gehuchtjes weer zachtjes in. Huur een fiets, steek je vinger in de lucht om te weten vanwaar de wind waait en... trappen maar. Naar Arreau, bijvoorbeeld, zo'n stadje waar het dankzij zijn stenen bruggetjes, oude huisjes en kronkelende rivier heerlijk toeven is.
Enkele uren later staan we in Sainte-Marie-de-Campan, het dorpje aan de voet van de mythische Tourmalet, al jaren een van de scherprechters in de Tour. Op 14 juli komt het wielercircus hier opnieuw langs. Het profpeloton heeft dan al La Hourquette als opwarmertje achter de kiezen, maar die klim laten we wijselijk links liggen. De lucht kleurt azuurblauw, de thermometer geeft 28 graden aan. Het lijkt een mooi vooruitzicht: wat fietsen en intussen genieten van de zon en het landschap.
De 2.115 meter hoge top van de Tourmalet is met de fiets op twee manieren te bereiken: een gezwinde en een gezapige. De eerste optie is verkieslijk als je deelneemt aan de Ronde van Frankrijk met de ambitie die te winnen. Snel zijn betekent dan: binnen een uur de reuzenberg op raken. De tweede optie lijkt ons geschikter. De tijd waarin we de 17 kilometer afleggen, is van geen tel. Om een hartaanval te vermijden, is het plan de klus in een zo gezapig mogelijk tempo te klaren.
De col heeft een stijgingspercentage van gemiddeld 7,4 procent. Al zou je dat niet zeggen als je eraan begint. In de eerste kilometers vallen de percentages goed mee: 4 tot 5 procent. Niet te steil en dus een loper. 'Goh, dit wordt een makkie', klinkt het overmoedig. 'Zelfs mijn oma zou hier vlotjes omhoog peddelen.'
Temporiseren, doseren
Vanaf Grip vergaat het lachen ons. Geïnformeerd als we zijn, weten we dat het echte werk nu pas begint. Per kilometer staat een bord met de nog af te leggen afstand tot de top, het stijgingspercentage van de volgende kilometer en de hoogte. Aanvankelijk werkt het motiverend, maar als de percentages groeien van 4 naar 6 procent en meer, vloeken we. De eerste zweetdruppels parelen op ons voorhoofd, terwijl we proberen niet al te luid te puffen. So far, so good: de molen draait vlotjes rond en we kunnen nog steeds drie tandjes kleiner schakelen. Altijd een reserve houden, zo hadden kenners ons ingepeperd. En dat betekent dus: temporiseren en doseren – vooral niet proberen er een koers van te maken. Rustig blijven, roept een stemmetje in het hoofd als een vijftiger gezwind voorbijfietst en de drang om meteen dat achterwiel te pakken, groot wordt.
Enkele bochten verder wenkt het skistation La Mongie. Een blik op de kilometerslange strook die zich boven ons uitstrekt, doet het moreel geen deugd. Het zweet brandt onze ogen naar de filistijnen, terwijl onze longen zowat op ontploffen staan. Een groet en aanmoediging van een collega-wielertoerist – ne pas abandonner, vous êtes presque là – geeft hernieuwde moed.
We rechten de rug, gaan nog eens op de trappers staan en schakelen een tandje hoger om de laatste vier kilometer aan te vatten, niet beseffend dat enkele bochten verder de immer grijnzende man met de hamer staat te wachten. Het stijgingspercentage gaat niet meer onder de 10 procent, met pieken tot 12 procent. Alsof dat nog niet genoeg is, worden we getrakteerd op een streepje wind dat als een mistral aanvoelt. Ook de hoogte begint een tegenstander te worden. De lucht is ijl en er hangt nauwelijks zuurstof. Na anderhalf uur bereiken we de top. In een rotvaart gooien we ons naar beneden. Hoewel, rotvaart: nadat een aanrijding met een wagen op het nippertje is vermeden, daveren we met dichtgeknepen billen de afdaling af. Eenmaal op het vlakke zijn onze remblokjes rijp voor de vuilnisbak.
Afknapper
Er staat een strakke wind, maar het is aangenaam rijden, zigzaggend tussen de zonnestralen. De route leidt ons nu eens naast kabbelende beekjes, dan weer tussen vlakke weiden en akkerland naar Luz-Saint-Saveur. Een stadje dat vooral bekend is om zijn kuuroorden. Je onderdompelen in een thermaal bad, uitzweten in een hete sauna, genieten van een weldoende massage: het kan er allemaal. Maar dat de rust er van tijdelijke aard is, zullen ze op de Franse nationale feestdag geweten hebben. Op 14 juli zijn alle hotels in de ruime omgeving volgeboekt, want duizenden supporters willen geen seconde missen van de slotstrijd op Luz Ardiden.
De beklimming waarin Jan Ullrich in 2003 vergat Lance Armstrong knock-out te slaan, lijkt in vergelijking met de Tourmalet een haalbare kaart. Slechts 14,7 km lang, een stijgingspercentage van gemiddeld 6,9 procent en een hoogteverschil van 1.010 meter. Alleen hebben we al een col in de benen, en pas dan besef je echt welk beestenwerk Van den Broeck en co. opknappen.
Reden we de Tourmalet nog gezapig op, dan lijken we nu wel verlamd. Zout druppelt van de gezichten, we hijgen en zien sterretjes. Stomweg vergeten te drinken, natuurlijk. Als je weet dat profs per etappe vlotjes twaalf tot vijftien bidons naar binnen werken, kan eentje geen kwaad.
Haarspeldbocht voor haarspeldbocht schuiven we omhoog. We klampen aan, hopend op een hemels uitzicht als beloning voor onze martelgang. Maar op de top wacht het grote niets, een desolaat skioord. Een afknapper. 'Luz aime le Tour' staat er op een bord. Wij ook, maar nu toch even niet zo hard.
www.tourisme-midi-pyrenees.com
www.grandsites.midipyrenees.fr
www.toulouse-tourisme.com
Voor elk wat wils
Wie niets heeft met tweewielers, hoeft niet in een wijde boog rond de Midi-Pyrénées te trekken. Alles is er: waterlopen, bergen en bossen. En alles kan er: klimmen, wandelen en kuren. Een greep uit het onmetelijke aanbod.
Wandelen tussen de gletsjers
In het hart van het Parc National des Pyrenées, dat begint zowat 15 kilometer ten westen van Saint-Lary en zich uitstrekt naar de Béarn, bevindt zich een parel van natuurschoon: de Cirque de Gavarnie, een van de drie cirques die de grens met Spanje vormen. De halfcirkelvormige bergkommen zijn gevormd door enorme gletsjers, die het bekken hebben uitgeslepen tot een ruig en woest dal. De Cirque de Gavarnie, sinds 1997 Unesco-werelderfgoed, leent zich tot adembenemende wandelingen. Wie er een dagje voor uittrekt, klimt in een sprookjesachtig decor tot boven de 3.000 meter op naar de legendarische Brèche de Roland en de hoogste waterval van Europa (met een vrije val van 413 m). Dat het dorpje een bezoekje waard is, bewijzen de cijfers. Hoewel Gavarnie slechts zo'n 160 inwoners telt, lokt het jaarlijks ruim één miljoen toeristen. Tijdens de Tour, van 16 tot 30 juli, kunt er ook terecht voor het Festival de Gavarnie, een openluchttheaterspektakel op de vlakte van la Courade.
www.gavarnie.com
Ontspannen in de thermen
De fauna en flora in Cauterets, met vlakbij de Pont d'Espagne, is even mooi als die in de Cirque de Gavarnie, al zul er je tijdens de zomermaanden zelden de enige toerist zijn. Het gemoedelijke bergdorpje is niet alleen befaamd als skioord, maar ook om zijn berlingots (snoepjes) en thermen.
Rond Cauterets ontspringen verschillende bronnen, waar het water met een temperatuur van 40 tot 50 graden naar boven borrelt. Dat water is rijk aan calciumsulfaat en magnesium en werkt heilzaam voor aandoeningen aan de luchtwegen en reuma. Maar ook om zuiver te ontspannen, kun je terecht in een van de drie thermencomplexen: je onderdompelen in een thermaal bad, uitzweten in een hete sauna en afkoelen in ijskoud water, genieten van een weldoende massage en daarna nog een gezonde maaltijd en een glaasje wijn.
Overnachten bij de sterren
Het hoogste hotel van Frankrijk noemt het zich. Tot 2000 was het Observatoire du Pic du Midi alleen toegankelijk voor astronomen. Toen de Franse overheid het mes zette in de subsidies, werd toerisme de redding. Een overnachting op de Pic du Midi kost zo'n 230 euro, maar de ervaring is onvergetelijk. Het begint al met de klim naar de sterrenwacht: een kabelbaan brengt je van La Mongie, op 1.800 meter hoogte, naar de top van de Pic du Midi, op 2.877 meter. Slapen doe je in een individuele kamer, al kom je er niet in de eerste plaats voor een goede nachtrust. Het gaat hem vooral om het sterrenkijken. Vanaf de Pic du Midi is een van de zuiverste sterrenhemels ter wereld te zien. Vroeg uit de veren is de boodschap, want de zonsopgang over de Pyreneeën is uniek. Met een uitzicht tot 300 kilometer ver kun je de uitlopers van het Centraal Massief spotten, terwijl je tegelijk een spectaculair panorama hebt op de laagvlakten van Frankrijk.
www.picdumidi.com