De noodtoestand werd in december 1962 door een vorige regering ingesteld. Meteen na de machtsovername door de Baath-partij trad ze op 8 maart 1963 in voege en beknotte de publieke vrijheden in het land. Op basis van de noodtoestand konden de veiligheidsorganen willekeurig arrestaties verrichten.
De beslissing van president al-Assad volgt op de achtergrond van dagenlange, bloedige onlusten in het land. Daarbij werden in heel het land tientallen mensen gedood door ordetroepen die schoten op manifestanten die politieke hervormingen en burgerrechten eisten. Zaterdag alleen al stierven in de havenstad Latakia twaalf mensen toen sluipschutters vanop daken in de menigte schoten.
