De baanbreker
De Metsiers (1950)
‘Gij dicht wel schoon, maar kunt gij ook iets anders, jongeman? Schrijf zo eens een roman volgens de Amerikaanse literatuur van onze tijd, ik zal die dan uitgeven.’ Dat stelde een cafévriend Claus voor in 1948. Claus gehoorzaamde. Hij noemde het boek De eendenjacht. Later – de cafévriend had toch maar van publicatie afgezien – las een journalist instemmend het manuscript. Schrijf nog eens zo een roman, raadde hij Claus toen aan, en stuur die nieuwe dan in voor de Leo J. Krijnprijs. Claus probeerde, maar kwam deze keer niet ver. In 1950 won hij de prijs toch en werd hijmeteen een literaire bekendheid. De bekroonde roman, De Metsiers, bleek De eendenjacht met een andere titel. De pragmatische Willem Elsschot zat in de jury en vond het boek eerst maar niets. Veel te verwarrend.
De Metsiers heeft inderdaad een spreektaalachtig ritme, wat enigszins vreemd aandoet op de eerste bladzijden. Maar het is een erg leesbare en aangrijpende roman. Vrolijk word je er niet van. Op de gesloten boerderij van de familie Metsiers verandert de onderhuidse spanning tussen de familieleden in een etterende wonde wanneer Amerikaanse soldaten binnenvallen. Claus blijkt hier al een meester in het tekenen van oerpersonages, vermaledijde slachtoffers van de zondeval, die zich door hun instincten naar hun einde laten drijven. Later zou Claus ook frivole romans schrijven. Maar met De Metsiers was al duidelijk dat hij nooit een charlatan zou worden. Negentien jaar was hij, maar de mens raakte hij toen al in zijn ziel.
Het experiment
De verwondering (1962)
Gij schrijft wel schoon, maar zijt gij ook slim, meneer? Behendig genoeg om het Vlaamse realisme nonchalant van uw schouders te gooien? Een van de ideeën over de autodidact Claus is dat hij vooral een chroniqueur is van de Vlaamse geschiedenis. Dat is Claus heus ook, alleen is die titel te eng om zijn erg internationale, innovatieve literaire instrumentarium eer aan te doen. In De verwondering haalt hij alles uit de kast. Het is een literair bal masqué, de roman waarin Claus met zijn vorm de realistische illusie doorbreekt. Het boek zit vol verwijzingen naar andere, klassieke verhalen, maar daar struikel je als gewone lezer niet over. Het wisselende vertelperspectief en de zinnen die in een geut op je afkomen, dat is wel even wennen. Maar Claus doet het allemaal op geniale wijze.
Door de vormelijke verwarring plaatst Claus zijn lezer in een onzekere positie. Het is lezen op glad ijs. Je smelt daardoor samen met het hoofdpersonage, de warrige leraar Victor De Rijckel, die greep zoekt op zijn leven. Een vrouw leidt hem naar een kasteel. Daar wordt een SS’er vereerd. Zo wordt De verwondering een repressieroman. Claus is vaak een nestbevuiler genoemd door rechtse media, maar hij verdedigde zich voor dat op zijn minst overtrokken verwijt: deze roman schoot wortel in ons ongemak over de repressie, en daarover wilde hij zijn verwondering verbeelden. Claus bleek inderdaad een luis in de pels, maar dan de pels van de zelfgenoegzaamheid.
Het ultieme
Het verdriet van België (1983)
Gij belooft veel, meneer, maar kunt gij het ook echt? Twintig jaar eerder had Claus hem al aangekondigd: de grote roman over de onverwerkte oorlog. In maart 1983 verscheen die eindelijk, begeleid door een voorheen ongeziene mediacampagne. Nu zijn we dat gewoon, en roept heisa eerder scepsis op. Die zou toen al niet op zijn plaats geweest zijn. Het verdriet van België bleek, misschien meer nog dan Boons De kapellekensbaan, dé Vlaamse klassieke roman van de twintigste eeuw, en ‘het verdriet van ...’ een nadien duizendmaal gekopieerde frase. De roman vertelt in twee delen de puberjaren van de diep in West-Vlaanderen opgroeiende Louis Seynaeve. Het zijn tegelijk de oorlogsjaren van Vlaanderen. Door dat verband tussen klein en groot heeft Claus zelf op een lezing als oorlogsroman aangestuurd. Toch neemt het boek minder stelling in dan enkele afwijzende reacties uit katholieke hoek, ongetwijfeld gevoed door de vooroordelen over nestbevuiling, doen vermoeden. Meer nog, die enkele ideologische interpretaties staafden alleen maar dat Vlaanderen nog steeds op scherp stond over zijn verleden, en vanuit zijn ooghoeken iedereen die het zeel van de doos durfde halen angstig in de gaten hield. Al was het maar, zoals Claus hier, om te kijken en een beetje te schudden, uit nieuwsgierigheid en persoonlijke herkenning.
Die reacties gingen vooral voorbij aan het scheppende vermogen van de schrijver van dit 774 pagina’s dikke boek. Aan de geniale wijze waarop Claus er, met zijn enorme stijlgevoel en verbluffende verbeelding, in slaagt de ziel te raken – de ziel van Vlaanderen en de ziel van het individu Louis Seynaeve, de artiest in wording, zoekend naar wegen in de fantasie om te overleven in de wereld. Claus boetseerde zijn Vlaams tot iets dat echt en tegelijkertijd kunstmatig lijkt. Het verdriet van België is een adelbrief voor literaire onsterfelijkheid.