De kardinalen zullen tijdens het conclaaf ook heel wat comfortabeler kunnen werken en logeren dan tijdens eerdere conclaven. De kardinalen mogen nog steeds geen contact hebben met de buitenwereld, maar hun toegang wordt niet meer beperkt tot één enkele plek. De kardinalen mogen zich vrij verplaatsen van hun verblijfplaats naar de kapellen waar ze misvieringen zullen bijwonen en naar de Sixtijnse kapel, waar ze zullen samenkomen om de nieuwe paus te kiezen.
Het was Johannes Paulus II zelf die deze verandering in 1996 doorvoerde. Tot het conclaaf in 1978, toen Karol Wojtyla werd verkozen, moesten de kardinalen logeren in kleine cellen, ingericht in de zalen grenzend aan de Sixtijnse kapel. Ze hadden er geen airconditioning en kregen een po mee omdat er erg weinig toiletten waren.
Johannes Paulus II vond dat er een einde moest komen aan die omstandigheden en liet comfortabele appartementen inrichten in het huis van de Heilige Martha, achter de grote audiëntiezaal.
Alle 117 stemgerechtigde kardinalen, jonger dan tachtig jaar, zouden aan de beraadslaging deelnemen.