BRUSSEL -- De Nederlanders moeten opnieuw meer aan het werk, vindt de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso): de participatiegraad bij bepaalde groepen, onder andere vrouwen, moet omhoog. En oudere werknemers mogen niet zo vlug worden uitgestoten.
De concurrentiepositie van de Nederlandse bedrijven is in het gedrang door de bovenmatige loonontwikkeling. De lonen in Nederland stijgen sneller dan bij de handelspartners. Van de loonmatiging die ruim vijftien jaar geleden werd afgesproken tussen overheid, werkgevers en vakbonden, is geen spoor meer. De loonexplosie in Nederland is een normaal gevolg van de spanning op de arbeidsmarkt: de werkloosheidsgraad bedraagt slechts 2 procent, beneden de werkloosheidsgraad van 4 procent die de Oeso als ,,structureel'' beschouwt. Heel wat vacatures raken niet ingevuld. Nederland heeft te weinig arbeidskrachten.
Daarom moet de Nederlandse overheid op korte en middellange termijn dringend werk maken van een betere werking van de arbeidsmarkt, vindt de Oeso. Er moeten meer Nederlanders aan het werk. Er zijn in Nederland te veel inactieven in de beroepsbevolking die kunnen genieten van een of andere uitkering. Volgens de organisatie kunnen er van de Nederlanders die genieten van een werkloosheids- of invaliditeitsuitkering ongeveer 375.000 mensen -- dat is vijf procent van de arbeidsbevolking -- binnen een jaar weer aan het werk, met behulp van een aangepast reïntegratieprogramma. Oudere werknemers moeten minder gauw met pensioen worden gestuurd. En er zijn nog andere maatregelen denkbaar om de participatiegraad te verhogen, zoals het voorzien in een betere kinderopvang.