HET VOORBEELD VAN KOSOVO
Benghazi, mon amour?

Moreel twijfelachtig
Maar in werkelijkheid is Kosovo geen reden om optimistisch te zijn over Libië. Het succes van de interventie is immers op een aantal mythen gebaseerd. De eerste is dat de oorlog in Kosovo een moreel eenvoudig conflict was tussen de agressieve Serviërs en hun slachtoffers, de Kosovaarse Albanezen, waarbij de Navo de mensenrechten diende door de Albanezen te helpen.
In feite was geen van beide partijen bijzonder moreel. De oorlogsmisdaden van de Servische troepen zijn welbekend, maar hun Kosovaarse tegenstanders gingen ook over de schreef. Alastair Campbell schrijft in zijn memoires dat Tony Blair in het begin van 1999 het Kosovaarse Bevrijdingsleger (KLA) 'niet veel beter vond dan de Serviërs'. En George Robertson, de Britse minister van Defensie, merkte op dat de Kosovaren tot kort voor de bommencampagne van de Navo 'verantwoordelijk waren voor meer doden in Kosovo dan de Joegoslavische (Servische) overheid'.
Dat belette de Navo niet om het KLA als zijn grondstrijdkrachten te kiezen, terwijl Navo-vliegtuigen de Serviërs bombardeerden. Na de capitulatie van Milosevic en het einde van de bombardementen, droegen de Navo-troepen de macht in Kosovo over aan het KLA, dat onmiddellijk etnische Serviërs, Roma en andere etnische groepen begon te terroriseren en bijna een kwart miljoen mensen op de vlucht dreef.
Niet humanitair
De medeplichtigheid van de Navo aan de oorlogsmisdaden van het KLA is heel relevant voor de interventie in Libië. De westerse staten zullen immers opnieuw plaatselijke bondgenoten zoeken, in dit geval bij de Libische oppositie tegen Kadhafi. Het is te hopen dat ze deze keer zorgvuldiger zullen kiezen, maar de ervaring van Kosovo is weinig geruststellend. Bovendien hebben de staten die de interventie in Libië aanvoeren geen positief palmares in de keuze van hun bondgenoten in het Midden-Oosten. Onfrisse figuren als Hosni Moebarak, Zine Ben Ali en Kadhafi zelf hadden immers nauwe banden met de staten die nu hun interventie op morele gronden trachten te rechtvaardigen.
Een andere mythe over Kosovo is dat de bombardementen de mensenrechtensituatie verbeterden. In werkelijkheid maakten zij ze erger en nam het lijden alleen maar toe. Vóór de Navo-campagne had het conflict aan beide zijden in totaal 2.000 mensenlevens gekost. Ongeveer de helft daarvan was gedood door Servische troepen. Na het begin van de bombardementen namen de gruweldaden door de Serviërs echter scherp toe. Ze veroorzaakten bijna 10.000 doden, tegen een achtergrond van grootschalige etnische zuivering. De Serviërs, woedend omdat ze de luchtaanvallen van de Navo niet konden verhinderen, reageerden zich af op de relatief weerloze Albanezen, vandaar de enorme stijging van het aantal doden. De bommen van de Navo doodden zelf minstens 500 burgers. Humanitair gezien was de interventie van de Navo een ramp.
Het gevaar bestaat dat de huidige interventie in Libië op dezelfde manier zal aflopen. Kadhafi zou op de bombardementen kunnen reageren door zijn eigen volk nog feller aan te vallen dan Milosevic dat in Kosovo deed. Bovendien zou hij kunnen teruggrijpen naar sommige van zijn oude terroristische technieken tegen Amerikaanse en Europese burgers, met onaangename gevolgen. Een humanitaire interventie zou eens te meer tot rampen kunnen leiden.
Wel duur
Ten slotte was Kosovo geen goedkope en geen korte interventie. Het is waar dat de bombardementen slechts 78 dagen duurden. Maar daarna volgde een langdurige bezetting door een Navo-vredesmacht van duizenden soldaten. De Navo is nog altijd in Kosovo aanwezig en er zijn weinig vooruitzichten op een vertrek. In Libië zou een vergelijkbare situatie kunnen ontstaan: een regimewissel zal waarschijnlijk een buitenlandse bezetting vergen die jaren zou kunnen duren, in een land met driemaal de bevolking van Kosovo en een veel groter grondgebied. Het is mogelijk dat de Navo-machten gedwongen zullen zijn om grondtroepen in te zetten en een bezetting te financieren - en dat terwijl het Verenigd Koninkrijk en de VS al in Irak en Afghanistan de handen vol hebben en er een economische wereldcrisis heerst.
DAVID GIBBSWie? Professor geschiedenis aan de universiteit van Arizona. Zijn recentste boek heet 'First Do No Harm: Humanitarian Intervention and the Destruction of Yugoslavia'. Wat? Als de Navo de operatie in Libië boetseert naar het Kosovo-model, dan ziet het er niet goed uit. Waarom? Dat is een dure en langlopende oefening geworden, de dodentol was hoog en de bondgenoten ter plekke waren hoegenaamd geen doetjes.