Na ongeval in Bokrijk: zo vermijdt u botsen met een everzwijn
Een everzwijn heeft deze week in Limburg een fietser aangevallen, een ander heeft er op de snelweg e...
‘Feux’ van Adel Abdessemed, uit ‘Le chagrin des Belges’.
Kunstenfestival brengt poëzie en kunst samen rond troost en verlangen
Het Kunstenfestival Watou, dit jaar in het teken van verlangen en troost, toont de mens kwetsbaar en gefrustreerd. Vrolijk word je daar misschien niet van, maar de melancholische beelden en gedichten zijn wel balsem voor de ziel.
‘Feux’ van Adel Abdessemed, uit ‘Le chagrin des Belges’.
Kunstenfestival brengt poëzie en kunst samen rond troost en verlangen
Het Kunstenfestival Watou, dit jaar in het teken van verlangen en troost, toont de mens kwetsbaar en gefrustreerd. Vrolijk word je daar misschien niet van, maar de melancholische beelden en gedichten zijn wel balsem voor de ziel.
En wat na 2019?
Lees verder onderaanDe tijd blijft niet stilstaan, zelfs niet in Watou, het West-Vlaamse dorp dat elk jaar liefhebbers van verstilde kunst en toegankelijke poëzie verwelkomt. De straten hebben een nieuw laagje asfalt gekregen, de Douviehoeve kreeg, toen we er waren, nog extra plamuur.
‘Ma(n)donna’ van José Cobo.
En het Kunstenparcours Watou zelf? Dat brengt ook voor zijn 38ste editie beeldende kunst en gedichten tegen de achtergrond van het West-Vlaamse platteland – een succesformule die vorig jaar 24.000 bezoekers lokte. Is er dan niets nieuws onder de zon? Toch wel. Voor het eerst waaiert Kunstenparcours Watou ook uit naar het centrum van Poperinge. In de Gasthuiskapel brengt het samen met de stad een tentoonstelling over Belgische verpleegsters tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Dit jaar brengt het parcours een hommage aan twee overleden Nederlandse dichters: Menno Wigman en Gerrit Kouwenaar, die een eigen kamer met video’s, teksten en foto’s heeft. Een blauwe overigens, geen totaal witte kamer zoals in zijn gelijknamige gedicht.
De karaktervolle locaties van Watou – of het nu hun gebarsten muren zijn of de geur van dieren die er hangt – voegen een laag toe die witte museummuren nooit kunnen evenaren
Het thema van deze jaargang, over de troost en het verlangen, kan je zo breed uitsmeren dat alle dichters in de Lage Landen (en dat zijn er hoop) hun leven lang elke dag boter op hun boterhammen hebben. In de praktijk zoekt Watou vooral de donkerste hoeken van verlangen en troost op en maakt het festival je pijnlijk bewust van de condition humaine. De mens zit ongemakkelijk geprangd tussen zijn eigen behoeften en de ander.
Die ander kan de hemel maar ook de hel betekenen. Dat blijkt ook uit de groep afgehakte, verbrande handen van de Algerijnse kunstenaar Adel Abdessemed: gruwelijk mooi zijn ze. De werken gemaakt van houtskool verwijzen naar de straffen die de Congolezen ondergingen onder het koloniale bewind van Leopold II.
Als in een horrorfilm
Op de zolder van het Festivalhuis treffen we nachtmerrieachtige taferelen aan. De jonge Belgische kunstenares Hanne Van Rompaey maakt net als Rinus Van de Velde houtskooltekeningen op groot formaat. Een tekening van een typisch, tijdloos Vlaams straatbeeld met rijhuizen en geparkeerde wagens van Van Rompaey wordt nog beklemmender in combinatie met de bevreemdende menselijke figuren van Anton Cotteleer. Een troosteloos beeld van een vrouw met een pruik die een schoothondje streelt, lijkt weggelopen uit een horrorfilm. Een paar meter verder schreeuwen agressieve letters in een bloedrode lightbox van Sam Durant ‘Everyone deserves a dream!’.
Bevreemdende sculpturen van Anton Cotteleer en een houtskooltekening van Hanne van Rompaey op de zolder van het Festivalhuis.
Van Stefan Hertmans krijgen we een onverwachts cadeau: een ongepubliceerd gedicht uit zijn nieuwe bundel die later dit jaar verschijnt. ‘O hoe je liep,/ en onze kussen onbereikbaar diep/ en donker als de jaren’, dicht Hertmans in de slotregels.
Beeld en woord vormen samen een installatie die geen vertroosting biedt, maar ons met de neus drukt op de banaliteit en vluchtigheid van ons bestaan. Even verontrustend is het toekomstbeeld van Maarten Vanden Eynde. Hij toont het graf van de laatste mens: een cyborg, waarvan je je kunt afvragen hoe menselijk hij nog is.
Maar het állerdonksterst gaat Watou in de kamer in de Rode hoed die de Brugse Geertje Vangenechten mocht inrichten. Vangenechten schilderde op de muren, tegels en het meubilair zinnen en beelden die wanhoop en gruwel oproepen. We zien gehangenen, opengesperde vagina’s, een kind stervend op zijn moeders schoot, dode vogels en voodooachtige poppen van naakte vrouwen. Een onthutsend totaalkunstwerk dat doet denken aan art brut.
‘The last human’ van Maarten Vanden Eynde.
Voor zachter gestemd verdriet moet je in de Douviehoeve zijn. Daar presenteert Hans Op de Beeck regen, mist en mysterie op bezwerende muziek. The girl is een melancholische video over een veertienjarig meisje in een door mens en god verlaten landschap. De aarden vloer in de schuur waar de videofilm geprojecteerd wordt, past wonderwel bij de film.
Menselijk verlangen krijgt dan weer iets dierlijks in de stallen van de Douviehoeve. De Spanjaard Bernardí Roig toont er een zwevende mannenfiguur die als een mot naar het licht lonkt. Het ruikt er nog naar koeienmest. De geur is een detail, maar verdiept de ervaring van het kunstwerk.
De blikvanger dit jaar is een houten huis van de Georgiër Vajiko Chachkhiani. De kunstenaar liet in de schuur van de Douviehoeve een typisch Georgisch huis nabouwen. Het regent er binnen. De regen zal het hout binnenin aantasten, terwijl de buitenkant bewaard blijft. Het huis gooit interessante schaduwen op een muurgedicht van Moya De Feyter. Dan is Watou op z’n best, als locatie, woord en beeld elkaar versterken. De karaktervolle locaties – of het nu hun gebarsten muren zijn, mulle aarde of de geur van dieren die er hangt – voegen een laag toe die witte museummuren nooit kunnen evenaren.
‘Living dog among dead lions’ van Vajiko Chachkhiani: een huis waar het binnen regent.
Soms loopt het ook minder lekker: zo komt Brazil van Panamarenko, een man die weg wil vliegen, in zijn te kleine kamer in de Brouwerij niet echt tot zijn recht.
Watou moet het hebben van sérieux en introspectie, maar toch zijn ze er, die kleine, speelse lichtpuntjes in het parcours. De hoogste concentratie vinden we in de kerk van Watou, waar een glanzende sculptuur van Superman, die zijn eigen spiegelbeeld kust, de heiligenbeelden uitdaagt. Naast een knipoog naar Jeff Koons en een flirt met kitsch is het beeld van de Nederlandse kunstenaar Casper Braat ook een kritiek op onze selfiecultuur. Wie dichterbij komt, ziet ook zijn eigen spiegelbeeld.
Vlak bij de preekstoel heeft Braat duizend koffiekopjes opgesteld. Wie van thuis een kop meeneemt, kan het ruilen voor een uniek genummerd kopje van de kunstenaar. Een bakje troost voor een kopje kunst: wie kan dat weerstaan?
‘Reflection of Superman’ van Casper Braat.
Toch het best altijd even checken of u de kunst in Watou mag aanraken. Zo dachten wij net in het uitnodigende gigantische bed te duiken dat kunstenares Nelly Agassi heeft geïnstalleerd, toen we van de suppoost hoorden dat dat niet de bedoeling is. Maar dat is natuurlijk deel van het spel: niets doet zo verlangen als een verbod.
Kunstenfestival Watou loopt van 30 juni tot 2 september.
‘1000 cups’ van Casper Braat.
‘A pile of homes’ van Jonas Vansteenkiste.
‘Schläfer’ van Frauke Wilken.
‘Sperma infinitum’ van Bernardí Roig.
‘The color of a dream I had’ van Tanya Schultz.
‘Verzameld werk’ van Geertje Vangenechten.
En wat na 2019?
Het is nog niet duidelijk wat er met Kunstenfestival Watou zal gebeuren in 2020, zegt intendant Jan Moeyaert. In 2016 verloor Watou zijn structurele subsidie van 400.000 euro. Daardoor dreigde het kunstenfestival op te houden te bestaan.
Voor de editie van dit jaar legt de stad Poperinge 125.000 euro op tafel, de Vlaamse overheid vult dat bedrag aan met 135.000 euro. Aangevuld met inkomsten uit tickets en sponsoring komt het totale budget op zo’n 650.000 euro. Ook volgend jaar is Watou verzekerd van de subsidies van de stad Poperinge en Vlaanderen.
Maar in 2020 is het financiële plaatje van het festival veel minder helder. ‘Die onzekerheid maakt het moeilijk om grote internationale namen uit de beeldende kunst te strikken’, zegt Moeyaert. ‘Daarvoor moet je immers op langere termijn kunnen plannen.’ (cdl)