Wat als ... Zeebrugge plots een harde grens wordt?
‘Prepare for the worst, hope for the best.’ In afwachting van de beloofde versterking bereidt de dou...
Kamerlid Kristof Calvo (Groen) is lang niet de eerste om te willen snoeien in het aantal politici dat onze parlementen (en regeringen) bevolkt, zoals hij in zijn nieuwe boek Leve politiek voorstelt. Hij wil de Senaat of de provincies weg, en nog forser is zijn voorstel om de federale en de deelstatelijke parlementen te fuseren. Van de 427 volksvertegenwoordigers houdt hij er nog 200 over (DS 15 mei). Meestal wordt daar een heel slecht argument voor aangevoerd: dat de staatskas zo geld uitspaart. Wat klopt, maar in die logica is een dictatuur natuurlijk het goedkoopst van al. De democratie mag best iets kosten, zo duur is ze nu ook weer niet. Wat het overigens niet minder zinvol maakt om ook na te denken over de financiële zelfbediening waartoe verkozenen zich weleens laten verleiden.
Kamerlid Kristof Calvo (Groen) is lang niet de eerste om te willen snoeien in het aantal politici dat onze parlementen (en regeringen) bevolkt, zoals hij in zijn nieuwe boek Leve politiek voorstelt. Hij wil de Senaat of de provincies weg, en nog forser is zijn voorstel om de federale en de deelstatelijke parlementen te fuseren. Van de 427 volksvertegenwoordigers houdt hij er nog 200 over (DS 15 mei). Meestal wordt daar een heel slecht argument voor aangevoerd: dat de staatskas zo geld uitspaart. Wat klopt, maar in die logica is een dictatuur natuurlijk het goedkoopst van al. De democratie mag best iets kosten, zo duur is ze nu ook weer niet. Wat het overigens niet minder zinvol maakt om ook na te denken over de financiële zelfbediening waartoe verkozenen zich weleens laten verleiden.
Maar Calvo heeft een ander argument om te snoeien: bestuurlijke efficiëntie. Hij wil de verlammende conflicten tussen de diverse parlementen in het federale België ontmijnen. Valt voor die intentie iets te zeggen, het probleem daar is toch minder institutioneel dan louter politiek. Want het streven naar een coöperatief federalisme is in de eerste plaats een politieke keuze: je moet het willen. Zoals Calvo dat wil. Zijn voorstel past in zijn ideeën over het Belgische federalisme, en die hebben de verdienste dat ze berusten op een open agenda en bepaald niet onbescheiden zijn – waarom zouden ze ook?
Dat snoeiwerk in naam van de efficiëntie houdt wel een risico in, zoals blijkt uit analoge institutionele hervormingen van Emmanuel Macron, waar, niet ongelijk aan de Franse president zelf, een technocratisch geurtje rond hangt. Calvo’s premisse, die hij samenvat als ‘minder politici, meer politiek’, kan erdoor omslaan in haar tegendeel. Want ze kan leiden tot een sterkere uitvoerende macht en tot meer technocratie van het type dat ons ook heeft opgezadeld met de verdovende illusie there is no alternative. En dus tot minder politiek, minder keuze en minder debat. Ook aan Calvo’s idee om staatssecretarissen alleen nog te gedogen als uitzendkrachten (‘flexi-jobs’) kleeft de technocratie. Er is niets mis mee om een expert in een specifieke materie als staatssecretaris in te huren, maar er hoort altijd een politieke verantwoording bij – er zitten al genoeg freelancers in de brede politieke besluitvorming, zoals in de kabinetten.
Het grootste probleem is niet hun kwantiteit, wel hun kwaliteit
Meer dan de instellingen, laat staan het aantal politici, is het de politieke cultuur die burgers vervreemdt van de politiek. Die geeft hen het gevoel dat ze wel met enige regelmaat een bolletje mogen rood kleuren, maar hun stem toch niet echt gehoor krijgt – al is voor beide een stem nodig, ‘stemmen’ is niet hetzelfde als ‘spreken’ of ‘gehoord worden’. In veel landen verklaart die vervreemding het succes van populistische partijen. Het probleem is bekend. Jean-Jacques Rousseau beschreef het al in zijn Du contrat social (1762). En in de manier waarop burgerlijke democratieën het algemeen stemrecht bedachten, de meeste rond de Eerste Wereldoorlog, was het ook niet meteen de bedoeling dat de nieuwe democratie de klassieke elitaire macht al te fors aantastte.
In internationale vergelijkingen scoort België nog altijd pover inzake politieke participatie: de aloude politieke cultuur moedigt een stem hebben ook niet fanatiek aan. Vandaag is het grootste obstakel ervoor de particratie, die samen met de invoering van het algemeen (mannen)stemrecht is ontstaan en die met de federalisering allerminst is verzwakt, integendeel. Ze leidt ertoe dat verkozenen zich eerder gemandateerd voelen door hun partij dan door de kiezer – diens stem telt alleen mee in de poppoll die de interne machtsverhoudingen in de partij vastlegt.
Of Calvo’s voorstel om de lijststem af te schaffen daar iets aan verhelpt, valt te betwijfelen. Het klopt dat het de partijtop is die de plek op de lijst en zo de verkiesbaarheid van kandidaten bepaalt, wat hen tot volgzaamheid dwingt. Tegelijk is het toch zinvol om via een lijststem te kunnen kiezen voor een politiek programma of een ideologische inhoud, en niet alleen te moeten afgaan op individuele reputaties. Die imago’s kan de particratie trouwens net zo goed naar haar hand zetten – het gebeurt al op grote schaal, zoals de vele cumulaties van functies of de verhuizingen van goudhaantjes aantonen.
Met verkozen politici is het, met andere woorden, eerder een kwestie van kwaliteit dan van kwantiteit. Daarmee is de nefaste particratie nog altijd niet van de baan, maar de democratie moet ergens beginnen.
Marc Reynebeau is redacteur van deze krant. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.