Doorbraak te gevaarlijk om te delen, zegt Musk
Open AI, de onderzoeksgroep van Elon Musk, beweert een grote doorbraak te hebben gerealiseerd in art...
Van
de
grond
Tweewekelijks laat Kaat Schaubroeck weten hoe het met haar moestuin is gesteld.
Er zijn woestijnkevers die ’s ochtends vroeg een duin op wandelen en daar een handstand uitvoeren, zodat ze de nevel kunnen drinken die langs hun schild naar beneden druppelt. En er zijn vogels die hun borst in water soppen, om tientallen kilometers verderop hun jongen te bevoorraden. De mens kan dat allemaal niet. Hij is een dier met een gietertje.
Zo kwam het dat ik vorig jaar, op de dag voor we op reis vertrokken, de moestuin nog eens goed water wilde geven. Om dan vast te stellen dat de waterput leeg was. En dat we dus helemaal zonder water zaten, want om mysterieuze redenen is alleen de ene helft van onze straat op leidingwater aangesloten. Wij wonen in de andere helft. Omdat we het huis zo niet wilden achterlaten, bleven we de hele nacht in de weer met de waterpomp, behoedzaam elk gesprek over gieters ontwijkend. Tegen vijf uur ’s ochtends stroomde alles weer. Een uur later vertrokken we, met slordig gevulde valiezen en een laptop waarop geen back-ups waren gemaakt: daar was nu echt geen tijd meer voor. Een dag later crashte de laptop.
Welke lessen daaruit te trekken vielen? Dat een mens ook gewoon thuis zou kunnen blijven, maar toch vooral iets over het water. Als de zomers door de klimaatverandering steeds droger worden, dan valt er veel te leren van dryland farming: een manier van telen waarbij je slimmer omspringt met regenwater. De principes zijn verrassend eenvoudig. Je houdt de bodem mooi rul, bedekt hem met compost en mulch en gaat het onkruid rigoureus te lijf: het is niet de bedoeling dat paardenbloemen met al het water aan de haal gaan. Verder hebben planten vooral vocht nodig in de eerste weken nadat ze zijn uitgeplant. Daarna kun je ze systematisch minder vaak water geven, zodat ze dat zelf dieper gaan zoeken. Dat werkt niet voor radijzen en sla, maar bijvoorbeeld wel voor pompoenen en tomaten. Sommige Californische tomatenboeren stoppen zelfs met water geven zodra de planten zijn volgroeid.
Het moeilijkste aan droog tuinieren is misschien wel dat je een stuk van je oogst moet opofferen. De planten moeten verder uit elkaar staan, en ze leveren ook kleinere vruchten op. Dat valt niet mee als je zoals ik al in januari van de tomatenoogst loopt te dromen, maar goed: volgens de Britse botanist James Wong oogst je dan wel groenten die duizend keer lekkerder zijn. Ook als er geen droogte dreigt, raadt hij aan om veel minder water te geven.
Omdat ik thuis plechtig beloofd heb om dit jaar geen waterputten meer leeg te gieten, mogen de tomaten in de volgende weken aan hun waterdieet wennen. Later, in de weken voor de oogst, gaat de kraan helemaal dicht. Dat is dan het moment om alvast wat vrienden te eten te vragen: natuurlijk alleen diegenen die bereid zijn tot diep in de nacht te herhalen dat zelfgekweekte groenten de beste zijn en met wijn te klinken op de tomaten die zo weinig water kregen. Wanneer het daarna weer stil wordt in huis, is de kever aan de andere kant van de wereld alweer aan zijn tocht over de duin begonnen.