Nick Cave houdt vragenuurtje
In mei komt Nick Cave naar De Roma, maar deze keer is het niet de bedoeling dat u enkel luistert. Vo...
Van
de
grond
Tweewekelijks laat Kaat Schaubroeck weten hoe het met haar moestuin is gesteld.
Er wiegde deze winter een klimcourgette boven de tuin. Ze had zich ’s zomers hoog door de spijlen van de rozenboog geboord, waarna ze maar naar beneden bleef groeien, ruim een meter diep, zodat ik er af en toe tegenaan botste. Eetbaar is zo’n reuzegroente nauwelijks nog, maar soms wil je weleens zien wat er gebeurt als er geen maat staat op het leven en wanneer de val dan precies intreedt. Ze moeten bij Temptation Island niet denken dat ze daar het alleenrecht op hebben.
Ik begrijp ze dus, de mannen die maanden verdwijnen in hun serres en hun polytunnels, en dan terugkeren met een pompoen van 1.190 kilogram, of met een kool waar je met veertig van kunt eten. Hoezeer wij ook houden van gemiddelden en van Frank Deboosere die zegt dat alles normaal is voor de tijd van het jaar, het is de buitensporigheid die tot de verbeelding spreekt. In het Nederlandse Overveen teelde Lambert Dijkhuizen vorig jaar de grootste biet van Overveen. De biet woog 1.850 gram. Dijkhuizen was 95.
Bieten zijn áltijd een goede keuze voor wie van buitensporigheid houdt. Er is dat diepe rood, dat een spoor van vernieling trekt over witte zomerjurken. En er is dat weerbarstige zaad, dat in clusters bij elkaar zit. Je kunt eigenlijk niet anders dan veel te veel bieten zaaien: uit elk clustertje ontspruiten twee tot vier sprietjes, waardoor je ze al snel moet uitdunnen, tot ze op zo’n tien centimeter uit elkaar staan. Wat minder, als je straks graag zoete pingpongballetjes oogst. Flink wat meer als je Lambert Dijkhuizen bent.
Verder stellen bieten nauwelijks voorwaarden. Geef ze losse grond en een zonnige plek, al kan wat schaduw geen kwaad. Wie wil, kan de bietjes iets bijmesten met kalium, dat bijvoorbeeld in smeerwortel zit of in houtas, als u deze winter zo vermetel was om af en toe de haard aan te steken. Loop daarna zo vaak mogelijk door de tuin. Niet dat u nog omkijken hebt naar de bieten, maar het blad is te mooi om het te negeren. Het is ook – net zoals alles aan de biet – eetbaar, op alle mogelijke manieren.
Je moet het dan natuurlijk wel nog lekker vinden. In Dorsvloer vol confetti vertelt Franca Treur hoe een vader in een Zeeuws boerengezin diplomatisch onder de bieten (‘krootjes’) op zijn bord probeert uit te komen. Hij schuift ze door naar zijn dochter, maar die trekt snel haar bord weg, zodat alles op het tafellaken belandt. Waarop moeder moppert en vader briest dat die eeuwige bieten hem de neus uit komen. Dan wordt het even stil.
‘Nou, toen je voor het eerst bij ons kwam, zei je dat kroten je lievelingseten was?’ zegt zij uiteindelijk.
‘Dat zei ik omdat je moeder ze had klaargemaakt, wat moest ik anders zeggen?’ antwoordt hij.
Het buitensporige aan de liefde is dat zij ons jaren aan dezelfde tafel laat zitten, een huwelijk lang samen bieten doet eten en dat we elkaar al die tijd misschien nooit echt zullen kennen. Die avond ging de Zeeuwse gezinsvoorraad bieten naar de konijnen, die ervan aten tot ze rozerode kringen op hun neuzen kregen.