Hoe bepalend is de plek in het gezin?
De pasgeboren zoon van Prins William en Kate Middleton is de vijfde in de rij voor de troonopvolging...
Beit Sawa, Oost-Ghouta. Een kind slaapt in een reistas. Omar Sanadiki/reuters
Hoe komt een man die opgroeide tussen de kerkhoven in de Westhoek als Unicef-directeur terecht in het slachthuis in Syrië? De toestand is ernstig, maar Geert Cappelaere verliest de hoop niet. ‘Ik word vaker stil van de grootsheid waarmee kinderen omgaan met de diepste miserie dan van al die wrede onrechtvaardigheid rondom ons.’
Beit Sawa, Oost-Ghouta. Een kind slaapt in een reistas. Omar Sanadiki/reuters
Hoe komt een man die opgroeide tussen de kerkhoven in de Westhoek als Unicef-directeur terecht in het slachthuis in Syrië? De toestand is ernstig, maar Geert Cappelaere verliest de hoop niet. ‘Ik word vaker stil van de grootsheid waarmee kinderen omgaan met de diepste miserie dan van al die wrede onrechtvaardigheid rondom ons.’
Beiroet Geert Cappelaere is een frequent traveller in een regio waar dat allesbehalve evident is. De voorbije twee weken ging hij op werkbezoek in Tunesië, was hij even in zijn vaste standplaats in de Jordaanse hoofdstad Amman, en alvorens verder te reizen naar Jemen, bezocht hij nog de Libanese hoofdstad Beiroet om er een nieuw Unicef-rapport voor te stellen over de dramatische situatie van kinderen in Syrië.
‘In 2017 werden daar bijna duizend kinderen gedood door oorlogsgeweld’, vertelt Cappelaere in een gesprek in Beiroet. ‘Dat is het officieel bevestigde cijfer, mogelijk zijn het er heel wat meer. Dat is het hoogste jaarcijfer sinds het begin van de oorlog in 2011.’
Met de huidige crisishaarden in Afrin en Oost-Ghouta – waar de voorbije weken alleen al mogelijk vierhonderd kinderen stierven onder bombardementen – dreigt dit jaar alweer een nieuw, triest ‘record’ gebroken te worden. En dan is Syrië nog maar een van de landen waarvoor Cappelaere bevoegd is als directeur van het VN-kinderrechtenfonds Unicef in het Midden-Oosten en Noord-Afrika.
‘In Aleppo of Mosul komen beelden uit WO I en WO II meteen op het netvlies. Na al die tijd doet de mens dit nog steeds zichzelf aan’
‘De media hebben niet altijd aandacht voor alle landen waar wij werken,’ zegt hij, ‘maar het is onze job om te werken waar er noden zijn. Er is Syrië, maar ook Jemen, waar de situatie misschien nog dramatischer is. Of Libië en Irak, en de vluchtelingenstromen. Er zijn ook zones waarover niemand nog praat. Vijftien jaar geleden stonden er zoveel mensen op de barricades voor Darfour, alle Hollywood-sterren hadden er wel iets over te zeggen, vandaag hoor je er niets meer van.’
Nis voor sluipschutters
We zitten met Cappelaere in ‘Beit Beirut’, een symbolische plek in de Libanese hoofdstad. Dat burgerhuis werd in 1924 gebouwd in de toen populaire neo-Ottomaanse stijl, met grote kamers en hoge plafonds, ranke zuilen en breed opengewerkte vensterpartijen om de hete, vochtige zomers van de Méditerranée te trotseren. Tijdens de Libanese burgeroorlog, van 1975 tot 1990, had het majestueuze burgerhuis de pech om vlak aan de ‘Groene Lijn’ te liggen, die jarenlang de frontlijn vormde tussen diverse milities.
Het is eraan te zien: alomaanwezige kogelgaten in de muren, brutaal uitgehakte nissen van waaruit sluipschutters de vijand konden beschieten, stenen trappen die bezweken zijn onder granaatvuur. Het karkas dat overbleef, werd jarenlang gerestaureerd, zonder evenwel de oorlogsschade weg te werken, om als ‘Beit Beirut’ – ‘het huis van Beiroet’ – een blijvend monument en museum voor de burgeroorlog te zijn.
Het bewuste persbericht. rr
Vandaag loopt er een tentoonstelling met poëzie van Syrische vluchtelingenkinderen, en Cappelaere komt er het nieuwe Unicef-rapport voorstellen met bijzondere aandacht voor Syrische kinderen die door de oorlog gehandicapt raakten. Libanese en internationale media zullen massaal aanwezig zijn, wat misschien ook te maken heeft met een bijzondere actie van Cappelaere. Drie weken geleden stuurde hij een wereldwijd geciteerde persmededeling uit, met als enige opschrift dat ‘geen woorden nog recht doen aan de gedode kinderen, hun moeders, vaders en geliefden – einde bericht’.
Ruim voor zijn persconferentie begint, neemt Cappelaere voor De Standaard de tijd om uit te leggen hoe een boerenzoon uit de Westhoek uiteindelijk directeur wordt van een toporganisatie van de VN, in een van de moeilijkste regio’s ter wereld.
Oorlogskerkhoven
‘Ik kom uit Proven, een dorp bij Poperinge, en dat heeft me op meer dan één manier beïnvloed. Mijn vader was een eenvoudige landbouwer die zelfs zijn lagere school niet had afgemaakt. Maar hij had ijzersterke waarden: hou het eenvoudig, blijf bescheiden, besef dat zoveel mensen zoveel minder hebben dan wij, en wees solidair. Hij is jammer genoeg vorig jaar overleden. Het grootste compliment dat ik op de begrafenis kreeg, was dat ik op hem lijk. Dat maakte me erg fier.’
‘In Syrië is er nog altijd een oorlogseconomie die soms meer mogelijk maakt dan je denkt’
‘In onze streek groei je ook op tussen de oorlogskerkhoven. Ik kom nu op plekken – van Aleppo tot de vroegere IS-hoofdstad Mosul in Irak – waar die beelden van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog meteen weer op het netvlies komen. Die eindeloze vernieling brengt me ook terug naar de streek waar ik ben opgegroeid. En tegelijk denk je: we zijn honderd jaar later en nog altijd doet de mensheid dit zichzelf aan.’
Cappelaere: ‘Als jongere was ik al heel geïnteresseerd in jeugddelinquentie. Aan de ene kant groeit dan het gevoel dat je daar als samenleving natuurlijk tegen moet optreden, maar ook dat je moet proberen te leren wat die kinderen drijft. Ik heb criminologie en psychologie gestudeerd in Gent en daar besefte ik steeds meer dat, als je als samenleving vooruit wil, je ook moet investeren in de rechten van kinderen.’
‘In de jaren 80 was ik betrokken bij de gesprekken over het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. In de jaren 90 was er dan de Dutroux-affaire – dat moment waarop het hele land plots stilstond. Als expert van de Universiteit Gent werd ik voorzitter van de Nationale Commissie tegen Seksuele Uitbuiting van Kinderen, het meer wetenschappelijke alternatief voor de politieke commissie die volgde na de affaire.’
Cappelaere stuurde een persbericht uit, met als enige opschrift dat ‘geen woorden nog recht doen aan de gedode kinderen, hun moeders, vaders en geliefden – einde bericht’
‘En toen ben ik in 1999 voor Unicef gaan werken. Dat was geen gemakkelijke beslissing. Maar we zijn bijna twintig jaar later en ik heb het me nog geen moment beklaagd (Cappelaere werkte onder meer in New York, Soedan en Jemen, red.). Anderhalf jaar geleden ben ik regionaal directeur geworden voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika, met basis in Amman. Ik ben niet getrouwd met Unicef, maar voor mij is Unicef een zeer goed forum om dingen aan te klagen en andere in gang te zetten – al bots je zelfs vanuit zo’n gezaghebbende organisatie uiteraard ook op limieten.’
‘Er zijn niet alleen de oorlogen, maar er is ook de economische achteruitgang, en vaak een algehele uitzichtloosheid. Ik was onlangs nog in Gaza. Daar word je triest van, ja. De regio lijkt ook het speeltoneel van alle geopolitiek in de wereld te zijn geworden: Iran versus Saudi-Arabië, Rusland dat nu een deel van het Midden-Oosten inpalmt als een deel van zijn invloedssfeer, de aloude rol van de Verenigde Staten. En heeft dat de kinderen in de regio veel opgebracht? Nee, alleen meer oorlog en miserie.’
Geert Cappelaere.Sam Tarling
‘Dat is mentaal uitputtend en fysiek soms loodzwaar. Tegelijk blijft mijn motivatie ongeschonden. Als wij opgeven, blijft er voor miljoenen kinderen in het Midden-Oosten weinig hoop over. Terreinbezoeken zijn vaak deprimerend, maar geven je soms ook een duw in de rug. In Aleppo zat ik samen met dertig gehandicapte kinderen. Ze bleven niet stilstaan bij alle verschrikkingen die ze hebben meegemaakt, maar spraken enthousiast over hoe wij hen konden helpen om hun dromen en ambities waar te maken. Wel, als zij niet opgeven, met welk recht zou ik dat dan doen? Wij zijn geprivilegieerd, zij niet. Ik word vaker stil van de grootsheid waarmee kinderen omgaan met de diepste miserie dan van al die wrede onrechtvaardigheid rondom ons.’
Nog niet op dieptepunt
‘Op dit moment zie ik in Syrië op de korte of zelfs middellange termijn geen oplossing. Zolang de militaire logica primeert, zullen er nog vele duizenden sterven voor er iets verandert. Maar zelfs in Oost-Ghouta (de enclave nabij Damascus die door het regime-
Assad wordt belegerd, red.) geven we ons werk niet op. We zijn voor de levering van goederen afhankelijk van de toestemming van het regime, omdat Oost-Ghouta volledig omsingeld is. Dat betekent dat we bijvoorbeeld geneesmiddelen alleen kunnen leveren met die schaarse konvooien. Maar voor onderwijs of psychosociale begeleiding van kinderen kunnen we samenwerken met andere organisaties in Ghouta, en dat doen we.’
‘Er worden struikelstenen opgeworpen die we voordien nog nooit hebben meegemaakt, maar niets stopt ons om creatief te zijn en zelf complexe operaties op te zetten. In sommige streken van Syrië werken we over de grenzen van de buurlanden heen, vanuit Turkije, Jordanië of Noord-Irak. In Zuid-Turkije zitten ook partnerorganisaties die wél nog actief zijn in Ghouta en bijvoorbeeld nog salarissen voor personeel ginds kunnen georganiseerd krijgen. In Syrië is er nog altijd een oorlogseconomie die soms meer mogelijk maakt dan je denkt. Maar ik kan daar allemaal niet te veel over zeggen (lacht).’
‘Doen we genoeg? Nee. Komen we altijd op tijd? Nee. Maar elke keer als we toch weer hulp kunnen bieden, ben ik daar verdomme fier op. In Afrin in het noorden van Syrië (de Koerdische enclave die door Turkije wordt belegerd, red.) zijn we op dit moment bezig drinkbaar water te leveren.’
‘De slinger is duidelijk doorgeslagen naar populisme en een gebrek aan solidariteit. Op een bepaald moment zal die wel weer naar de andere kant gaan, maar ik maak me geen illusies dat zoiets snel gebeurt – of dat we het dieptepunt al hebben bereikt. Maar zelfs als het nog twintig of zelfs veertig jaar duurt: we hebben de plicht om kinderen een menswaardig leven te geven, daar hebben ze recht op. Bovendien zullen zij het zijn die een betere toekomst gestalte moeten geven. Met Unicef heb ik het voordeel dat we ons daarop kunnen focussen. De toekomst oogt soms rooskleuriger door een kinderbril.’
‘Mijn vrouw, drie kinderen, een kleinkind. En ik sta elke ochtend om vijf uur ’s ochtends op, om een kwartiertje wat te gaan wandelen. Het is dan stil, de eerste geluiden van de dag en de zon komen er stilaan door, de wereld wordt wakker. Dan kan ik genieten van het eenvoudige in het leven, zoals mijn vader deed.’
‘In Amman kwam er gisteren op zo’n moment een schaapherder met zijn kudde voorbij, hij begon een schaap te melken. Ik heb me daar neergezet, gewoon om te kijken, gelukkig. Die rust bereidt me elke keer voor op al het desastreuze nieuws dat er later die dag waarschijnlijk wel weer zal komen.’