‘Ik ben ook een Belg, hier ligt mijn toekomst’
Een onderzoekscommissie van de VN wijst op een ‘endemische’ discriminatie van mensen van Afrikaanse ...
‘A lawn being sprinkled’, 1967. Richard Smidth
Tate Britain viert de tachtigste verjaardag van
David Hockney blijft het grote lieverdje voor de Britten, met zijn oogstrelende schilderkunst die zelden bruuskeert. Zijn tachtigste verjaardag viert hij in Tate Britain met een retrospectieve die geen highlight overslaat.
‘A lawn being sprinkled’, 1967. Richard Smidth
Tate Britain viert de tachtigste verjaardag van
David Hockney blijft het grote lieverdje voor de Britten, met zijn oogstrelende schilderkunst die zelden bruuskeert. Zijn tachtigste verjaardag viert hij in Tate Britain met een retrospectieve die geen highlight overslaat.
Schaamteloos hedonistisch werden ze genoemd, de schilderijen die David Hockney maakte toen hij in 1964 naar Los Angeles verhuisde. Zonovergoten luxevilla’s, gazons met sprinklers, knappe jongens, loom kabbelende zwembaden: ze spelen de hoofdrol.
Hockney had een hele klus aan hoe hij dat koel, helder water zo haarfijn kon oproepen. Hij schakelde over op sneldrogende acrylverf dat het dansante ritme van het schommelende water, de transparantie en de diepte-effecten van het peilloze blauw wist te suggereren. Het canvas zoog de verf op en liet zuivere kleurvlakken en levendige schakeringen achter. Geen schilder, in die jaren, die nattigheid zo paradijselijk kon weergeven.
De beroemde zwembadschilderijen, met A bigger splash (1967) als orgelpunt, vullen al meteen een van de eerste zalen van de retrospectieve in Tate Britain. Je ziet hier de geboorte van een volbloed colorist.
Tandpasta
Centraal in Hockney’s kunst staat de schets en het plezier in de realistische weergave. Tekenen is voor hem een manier van zorgvuldig kijken
David Hockney is altijd een moeilijk te klasseren figuur geweest, die niet bij één stroming in te lijven viel. In zijn beginjaren scheerden Bacon en Dubuffet, abstract expressionisme en popart, rakelings aan hem voorbij. Maar altijd bleef hij ondubbelzinnig kiezen voor de figuratie.
Met de hoge ambities van het modernisme worstelde de jonge Hockney hevig. Hij zocht een eigen stem door ironie toe te voegen, in de vorm van graffiti en fallische toespelen, vaak ook rauwe verwijzingen naar het homomilieu. We two boys together clinging, gebaseerd op een gelijknamig gedicht van Walt Whitman, bevat een toespeling op zijn begeerde idool Cliff Richard. Cleaning teeth suggereert heftige seks, met verwrongen lichamen en geslachtsdelen in de vorm van een tube tandpasta.
Demonstraties van veelzijdigheid, zo noemde Hockney zijn bijdrage aan de Young Contemporaries-expo in 1961. Van Picasso had hij onthouden dat je je als artiest maar best bevrijdt uit het keurslijf van één stijl. Beweeglijkheid zou het hele verloop van zijn intussen zestigjarige carrière blijven typeren. Althans in stijl en techniek, want zijn onderwerpen beperken zich grotendeels tot zijn eigen leven en zijn vertrouwde omgeving. Portretten, stillevens, landschappen en interieurs maken de bulk uit van dit werk.
Spel in het spel
‘Domestic scene, Los Angeles’, 1963. David Hockney
Naar het eind van de jaren 60 schoof Hockney op naar een mild academisme. Zijn onderkoelde dubbelportretten, van ouders en vooral vrienden, getuigen van secure observatie. Altijd is er ook de wisselwerking met felgekleurde geometrische kleurvlakken en met ondeugende elementen, zoals de parmantige banaan en maiskolf die in het portret van Christopher Isherwood en Don Bachardy op tafel prijken.
Centraal in Hockney’s kunst, zo toont een overdonderend zaaltje met tekeningen, staat de schets en het plezier in de realistische weergave. Tekenen is voor hem een manier van zorgvuldig kijken. Het valt ook op in de recente serie van gedetailleerde houtskooltekeningen, toen Hockney begin deze eeuw terugkeerde naar zijn geboortestreek in Yorkshire en er de weidse landschappen herontdekte.
Maar even gefascineerd is Hockney door de conventies van het schilderen en de geijkte trucs om diepte en perspectief op te roepen. Wat is echt, wat is illusie? Wat concreet en wat abstract? Hoe speels en intens hij omgaat met het kijken naar kunst, blijkt in de aparte sectie Play within a play waarmee de tentoonstelling opent.
‘Model with unfinished self-portrait’, 1977. David Hockney
Bevrijding uit het doodlopend straatje van het realisme vond Hockney in de jaren 80 in landschappen in groot formaat. Hij leunde daarbij sterk op de verworvenheden van fauvisme (de kleuren) en kubisme (het meervoudig perspectief).
De operadecors die hij in de periode maakte, onder meer voor de Met in New York, gaven hem een vernieuwd vertrouwen in verhevigde kleuren. Zijn palet doet soms pijn aan de ogen. De woeste hoogten van de Grand Canyon, zijn huis en tuin in de grillige Hollywood Hills: Hockney zag er een nieuwe uitdaging in. Een van de overgecomponeerde werken uit die periode is Nichols canyon, dat een helikopterblik biedt op een route met haarspeldbochten en steile hellingen.
Even panoramisch gaat het eraan toe in de reeks The wolds (2006), na Hockney’s terugkeer naar Groot-Brittannië. De intensiteit van het licht, het pittoreske van de velden en wegels van Yorkshire: de kunstenaar is er lyrisch over en vertaalt het in superbreed formaat. ‘De wereld ziet er altijd glorieuzer uit dan je met een fototoestel in beeld kan brengen’, zei Hockney daarover.
Tablet
‘Peter getting out of Nick’s pool’, 1966. Richard Schmidt/cwagl
Hockney gebruikte foto’s en nieuwe beeldtechnieken al in de jaren 60 als hulp- en studiemateriaal. Ze zouden zich steeds meer verzelfstandigen. De grote polaroidpuzzels, gefragmenteerde portretten, waren maar heel eventjes hip. Ook de experimenten met computergegenereerde beelden gingen niet lang mee.
Recenter schepte Hockney plezier in het tekenen met smartphone en tablet. Hij gooide het schetsboek overboord en testte ze uit met het enthousiasme van nieuw speelgoed.
‘Turner would have loved it’, zo getuigde de kunstenaar over dit nieuwe instrumentarium, dat hem toelaat snel wisselende kleuren te capteren. Je kan bewondering opbrengen voor de grote appetijt en vernieuwingszin van Hockney, zijn vermogen om zich op hoge leeftijd telkens weer voluit op nieuwe dingen te gooien. Maar het eigen schildersplezier zit de artistieke relevantie hier in de weg en de output is middelmatig. De ontspannen mix van stijlen en technieken, zo typerend voor zijn schilderkunst, krijgt plots een erg geforceerd karakter.
‘Portrait of an artist (pool with two figures)’, 1972. agosnw/Jenni Carter
De Britse pers rekent Hockney er naar aanleiding van deze retrospectieve keihard op af. Door het expositieritme van de jongste jaren, met recent nog een reeks van ‘82 portretten en 1 stilleven’, lijkt daarnaast ook een soort vermoeidheid op te treden voor het werk van de publiekslieveling onder de levende Britse schilders.
Het mag de pret niet drukken. Dit royale overzicht van een schildersoptimist, die de bravoure nooit schuwde en kunst altijd als een vrolijk avontuur zag, laat een overdonderende indruk na.
David Hockney. Tate Britain, Londen, tot 29 mei. www.eurostar.com
‘Woldgate woods’, 2006. Richard Schmidt