Eerlijk? Ik hou niet van stand-upcomedy. Mopje, mopje, mopje. Het is zo macho, die drang om te scoren op café. Doe mij het huishouden van Brigitte Kaandorp maar. Of Bert Visscher die alsmaar blijft ...
Het heel vroege interview (2) Kamal Karmach
‘Oei, ik ben slecht voor de lifestyle’
| Door An Olaerts, foto’s Kaat PypeJezelf bij Kamal Kharmach uitnodigen met een zak boterkoeken is onbeleefd. Kharmach leed aan morbide obesitas, heeft er iets aan gedaan, eet nu alleen nog nootjes. Daarom staan wij voor dag en dauw op de dorpel met een boeket uit Berchem Station. ‘Moet ik die bloemen opeten?’ vraagt hij. Een stand-upper laat niet graag een grapje liggen.

Eerlijk? Ik hou niet van stand-upcomedy. Mopje, mopje, mopje. Het is zo macho, die drang om te scoren op café. Doe mij het huishouden van Brigitte Kaandorp maar. Of Bert Visscher die alsmaar blijft sterven in het decor. Ik vreesde een nerveus gesprek met een jonge komiek, op een oncomfortabel uur, ook nog. Maar Kamal Kharmach keert de verwachtingen. Ja, hij is witzig. Maar zonder moppen bestaat hij beter. Zijn inzichten verwacht je niet bij een kerel van nog geen 25 jaar. Tenslotte had hij net zo goed carrière kunnen maken aan de universiteit. Hij was jarenlang assistent op de faculteit economie. Maar voorts is hij gewoon te laat op de afspraak. Sterker nog, hij geeft koudweg niet thuis. Nee, het begint niet goed. Met zijn manager gebeld, blijkt hij bij zijn grootmoeder te zitten. ‘Hij komt’, zegt de manager. ‘Hij komt écht’, zegt de manager nog eens. ‘Hij is nog even langs de bakker voor een ontbijtje.’ Kamal Kharmach vindt het vreselijk om te laat te komen. Hij is beschaamd om andermans tijd te stelen. Hij excuseert zich omstandig, duwt de deur van zijn huis open met twee plastic zakken vol ontbijt. Marokkaans brood, Marokkaanse pannenkoeken, honing, koffiekoeken, vers fruit, soorten fruitsap, een pakje gemalen koffie, een heel assortiment thee. ‘Marokkaanse cultuur’, zo duidt hij. ‘Wij hebben werkloosheid en wij ontvangen onze gasten goed.’ Op tafel ligt een opengescheurde zak pindanoten. ‘Ik eet niet. Alleen maar pindanoten.’
Wenskaart van Snoopy
De soberheid in het huis van Kamal Kharmach is verre van lifestyle uit een boekje. ‘Ik woon hier nog maar een paar maanden. Dit is een huis betaald met mopjes. Ik kom van Oud-Borgerhout. Dit is Nieuw-Borgerhout. In dit park zitten Pokémonjagers, geen drugdealers. Ineens behoor ik tot de middenklasse. Ik heb een boekhouder en een full option Nissan. Maar mijn familie vindt het niet leuk dat ik verhuisd ben. Mijn moeder heeft het er nog altijd heel moeilijk mee. Het is ook niet de normale gang van zaken. Om thuis te vertrekken moet je trouwen, hè. Tot die tijd blijf je bij je échte vrouw, je moeder.’
Desalniettemin, in een verder nauwelijks gevuld boekenrek staat een wenskaart van Snoopy, met felicitaties van de rest van de Kharmachs, vader, moeder, een zus en een broer. ‘Wat vind je van mijn accent van behangpapier?’ vraagt Kamal Kharmach. ‘Veel mensen denken dat die grijze strook een kwestie is van stijl, maar het is gewoon een makkelijke oplossing. Hieronder zit een vlek van de televisie van de vorige bewoners. Ik heb mezelf in papier gerold om het op te hangen, want ik was alleen en een behangerstafel heb ik ook niet. Hetzelfde voor de staande lamp. Die staat hier omdat ik niet weet wat ik met de draadjes in het plafond moet doen. Comfort gaat voor mij boven de tierlantijnen. Opstijgend vocht interesseert me meer. Of een nieuw dak. Ik ben een tachtigprocenter. Van nul tevredenheid naar tachtig procent stijgen kost minder energie dan van tachtig procent tevredenheid naar honderd gaan. Tachtigprocenters laten die laatste twintig procent daarom maar zo.’ Maar ondertussen geeft de waterkoker wel licht en moet de robotstofzuiger (Freddy de Dirt Devil) worden bevrijd van onder de sofa. Kamal Kharmach werkt veertien uur per dag, legt iedere week duizend kilometer af. Hij is bezig aan een nieuwe show op tv, hij schrijft zijn tweede comedyvoorstelling en hij heeft zijn schouders gezet onder een comedyclub: Lebowski’s, tegenover het station van Berchem.
Oei, de lifestyle
Het is veel, maar Kamal Kharmach klaagt niet. Zijn aard is anders, net als de omstandigheden. ‘Een gewone komiek sukkelt eerst een jaar of vijf, zes, heeft dan een goede show en wordt daar bekend mee. Bij mij is het andersom gegaan. Ik ben op tv gekomen voor 600.000 mensen (In ‘De slimste mens ter wereld, red.) Ik heb mijn première in de Arenberg Schouwburg gegeven! En ineens kopen madammen die naar Eén kijken ook een kaartje. Die wil ik ook een fijne avond bezorgen. Een latent racistische Vlaming moet naast mijn vader in de zaal kunnen zitten en ze moeten zich allebei amuseren. Dat is mijn bedoeling. Ik heb een enorm platform gekregen dat ik niet wil misbruiken. Te veel pis en kak is niet goed, maar te belerend mag het ook niet zijn. En ondertussen komt het erop aan om niet aan mijn identiteit te frunniken voor wat de mensen gaan denken over wie ik ben geworden. Ik moet dicht bij mezelf blijven, ook al ben ik veranderd. Ik ben niet meer dik en depri. Ik weeg geen tweehonderd kilo meer! Ik ben al twee jaar niet meer dood! Ik hoef de Nobelprijs voor de Vrede niet meer snel-snel te winnen omdat ik jong zal sterven.’
Kamal Kharmach heeft zijn obesitas van zich afgegooid en zoekt naar andere evenwichten. ‘Ik geef mijn publiek een lepeltje voor de lach en een lepeltje voor de gedachte. Op televisie word ik gecast als een schattig, klunzig mannetje, maar ik geef ook kritiek. Eigenlijk ben ik een klein venijn (lacht).’
Het is een slappe koord waarop hij wil recht blijven, maar het lukt hem wonderwel. Hij doet messcherpe uitspraken zoals: ‘Ik heb maar twintig dagen in de politiek gezeten. Het was niks voor mij. Een goede politicus beheerst de perceptie van het publiek. Daarna pas komen de eventuele oplossingen.’ Op tv is het van geen tel. ‘Ik maak makkelijk contact met mensen. Dat vinden ze tof bij de VRT. Ik praat vier minuten met iemand en hij vertelt me zijn verhaal. Dat komt omdat hij iets van zichzelf in mij herkent, namelijk miserie. Zal ik eens iets vertellen wat slecht is voor de lichtheid van dit interview? Iedereen heeft het altijd maar over hoe liefde het belangrijkste is. Maar wat is alomtegenwoordig in de wereld? Pijn! Dat is universeel. Iedereen heeft miserie.’ Pijn is universeel? Ik zeg dat het geen geschikte titel is voor dit artikel. Komaan! Doe ons nog een paar mopjes! Kamal lacht en zegt: ‘Oei, de lifestyle.’
De stilist van de vrt
Anders moeten we het eens over mode hebben. Ergens op internet staat een oud filmpje van Kamal Kharmach, die toen reporter was voor StampMedia, een mediagentschap voor jongeren. Hij draagt een geruite cargobroek, daarover een zwart jasje zonder mouwen met een schuine rits, à la John Travolta in Grease. Gelukkig had hij machtig mooi krulhaar. En zijn tanden zijn mooi en wit en recht. ‘Natuurlijk heb ik rechte tanden’, reageert hij. ‘Weet je hoe ik mijn tanden heb getraind! Die tanden kennen mij. Ze weten hoe het gaat. Jongens! Kamal gaat kebab eten! Iedereen in het gelid!’
Kamal Kharmach heeft meer verstand van moppen dan van stijl. ‘Nu pas begrijp ik de ontreddering die mijn studenten gevoeld moeten hebben toen ik hen de binominale verdeling uitlegde. Ik heb hetzelfde als Mark, de stilist van de VRT, tegen mij begint over accenten en centreringen. Ik ben gewoon blij als de dingen passen. Al schijn ik wel te de neiging te hebben om mijn kleren een beetje te strak te kopen. “Oooh Kamal,” zegt Mark dan, “kies nu toch eens iets in een stijvere stof. Daar sta je beter mee.”
Maar Kamal zit thuis en het is allemaal joggingjersey. ‘Eigenlijk interesseert het me niet’, zegt hij. ‘Maar ik hou er wel rekening mee omdat ik weet dat ik anders commentaar krijg over hoe Kamal weer op de rode loper stond.’ Bijvoorbeeld op de première van Everybody happy, de nieuwe film van Nic Balthazar waarin Kamal een rol speelt. Het was in orde. Hij droeg een zwart pak in drie delen met een wit overhemd en een zwarte das. ‘Niets wat een kostuum uit de C&A niet kan oplossen’, zegt de jongen die het land doorkruist met een wasmand op de achterbank van zijn auto. ‘Mijn mama wil altijd alles nog strijken, maar daar heb ik geen tijd voor.’ Wat hij dan aantrekkelijk vindt aan een vrouw? Mag zij ook een slons zijn? Het is eruit voor iemand beseft wat voor belediging in de vraag verborgen zit. Kamal lacht. ‘Ik weet het niet. Een rok vind ik wel mooi, denk ik? En dat ze in sync is met zichzelf. En ik maar niet mee moet om te gaan shoppen.’ Voor Kamal Kharmach is het een moeilijk onderwerp. Of beter, mode en stijl zijn geen onderwerp.
Comfort in bed
In de plaats wijst hij liever op de schoonheid van een gedicht van Edgar Allan Poe. De ballade Annabel Lee bestaat uit zes coupletten die Kamal Kharmach uit het hoofd voordraagt. ‘And neither the angels in heaven above, Nor the demons down the sea. Can ever dissever my soul from the soul. Of beautiful Annabel Lee.’ En hij herhaalt het nog eens. Want we moeten horen hoe mooi het is. ‘Can ever dissever my soul from the soul.’ Je verwacht het niet van een jongeman van 24 jaar, een Marokkaan uit Borgerhout, zoals je wel meer niet verwacht van hem. Hij is veel wijzer dan zijn leeftijd, heeft duidelijk langer en dieper nagedacht dan een gemiddelde twintiger. Hoe dat komt? Omdat hij zo lang zo zwaar is geweest. ‘Ik lag in bed zoals mensen met obesitas op tv. In bed liggen bood het meeste comfort. Nadenken was het enige waarvan ik niet moest hijgen. Ik keek naar dvd’s. Ik studeerde mijn cursussen. En ik las boeken. Maar ik merk dat mijn boekaankopen veranderd zijn. De boeken die ik nu lees, moeten duidelijker zijn en sneller vooruitgaan. Op een vreemde manier is het oppervlakkiger geworden. Fysiek kan ik nu veel meer, waardoor ik minder tijd heb. Ik kom ook met veel meer mensen in contact. Vroeger waren er maar een paar mensen die met mij wilden afspreken. Het waren vrienden die mij zonder twijfel tof vonden terwijl ik dik en depri was. Zo duidelijk is het nu niet meer.’
Gevaarlijke vragen dringen zich op. Of Kamal Kharmach misschien helemaal geen spijt heeft van zijn zwaarlijvigheid? Ook al zat het zo dicht tegen de dood aan. En of het hem voordelen heeft opgeleverd? Hij antwoordt met een Arabisch woord. Mkteb, het Lot. ‘Het staat in de Koran. Alles is geschreven. Je moet er rust in vinden.’ Veel verder wil hij niet gaan. ‘Mijn broer is bijvoorbeeld dun’, zegt hij. ‘Hij studeert niet aan de universiteit. Ik durf er niet goed over na te denken. Ik ben bang dat ik dingen ga beseffen die ik niet wil beseffen.’ En ik denk: het is die schrik en die kwetsbaarheid die comedy moeilijk verdraagt. Het maakt van Kamal Kharmach een grote meneer. Desnoods ook zonder stijl. Zijn mopje, mopje, mopjes zullen nooit meer hetzelfde klinken. Volgende keer krijgt hij een fatsoenlijk boeket bloemen, niet zo’n simpel bosje uit het station van Berchem.