Morgen maakt premier Charles Michel zijn opwachting op de Navo-top in Warschau. Zoals Tom Sauer eerder schreef, zou de Belgische regering er goed aan doen om daar een terugkeer naar de Harmel-doctrine ...
Wat meer ambitie voor onze troepen
| Alexander Mattelaer, Assistent-directeur van het Instituut voor Europese Studies aan de VUB
Morgen maakt premier Charles Michel zijn opwachting op de Navo-top in Warschau. Zoals Tom Sauer eerder schreef, zou de Belgische regering er goed aan doen om daar een terugkeer naar de Harmel-doctrine te bepleiten (DS 5 juli). Militaire afschrikking gaat dan hand in hand met politieke dialoog.
Helaas worstelt onze regering met een enorm geloofwaardigheidsprobleem. Door jarenlang defensie uit te hollen, worden we binnen het bondgenootschap almaar meer beschouwd als een freerider. Wie in die club belandt, heeft nog maar weinig te zeggen. Bovendien hebben de recente terreuraanslagen volgende discussie op scherp gesteld: de Verenigde Staten staan klaar om steun te verlenen waar nodig, maar de regering moet in ruil daarvoor ook zelf verantwoordelijkheid nemen. Dat is de echte inzet van het debat over de toekomst van de Belgische defensie. Kan het akkoord dat de regering daarover heeft bereikt (DS 1 juli) de test doorstaan?
Wat meevalt
De strategische visienota van minister Steven Vandeput (N-VA) heeft belangrijke verdiensten. Eerst en vooral worden de al geplande defensiebesparingen (die deze regeerperiode meer dan 1,5 miljard bedragen!) enigszins verzacht, met 200 miljoen euro. Impliciet geeft de regering toe dat het in 2014 afgesproken begrotingstraject voor onze bondgenoten onaanvaardbaar was.
Daarnaast kiest de regering resoluut voor een breed inzetbare krijgsmacht die in alle omgevingen daadkracht kan aanbieden: te land, ter zee, in de lucht en in cyberspace. Hoewel de oppositie hier met enig chagrijn op reageert, heeft niemand een valabel alternatief kunnen voorstellen dat rekening houdt met onze nationale belangen en verplichtingen.
Tot slot breekt deze visienota een lans voor een krijgsmacht die zichzelf voortdurend kan heruitvinden in functie van de veiligheidsomgeving. Zo wordt er ruime aandacht besteed aan een nieuwe commandostructuur voor speciale operaties, het opbouwen van onze cyberdefensie, het toenemende belang van onderzeebootbestrijding en de nood aan technologische voorsprong wat betreft de opvolger van de F-16.
Wat tegenvalt
De regeringsbeslissing roept ook netelige vragen op. Het budgettaire traject voor na 2019 mist vooralsnog politieke geloofwaardigheid. Door louter ‘akte te nemen’ van de visienota geeft de regering aan dat daarover het laatste woord nog niet is gezegd. Maar onze bondgenoten zullen geen genoegen nemen met loze beloften.
Bovendien onderschat de regering de ernst van de personeelsproblematiek. Het is verre van zeker of de militaire pensioneringsgolf nog kan worden opgevangen door een verhoogde rekrutering na 2019. Defensie dreigt diep onder het afgesproken niveau van 25.000 manschappen weg te zinken. Dat zou verstrekkende gevolgen hebben: hoeveel bescherming kunnen we dan nog van ons leger verwachten?
Ook bevat de nota een aantal tegenstrijdigheden die wellicht politieke meningsverschillen weerspiegelen. Zo worden de gemotoriseerde landstrijdkrachten ‘prioritair’ georiënteerd op crisisoperaties in de zuidelijke Europese periferie (lees: met beperkte risico’s en lichte bewapening), maar moeten ze ‘bijkomend’ toch kunnen worden ingezet in de (meer veeleisende) collectieve verdediging van de Navo.
Opvallend is hoezeer het Belgische debat achterophinkt ten opzichte van de internationale omgeving. De discussies binnen de regering gaan vooral over dossiers die al jaren bekend zijn. Intussen is het debat binnen de Navo pijlsnel aan het evolueren en wordt steeds duidelijker dat de Europese samenwerkingsverbanden onder grote druk staan. Voor het eerst sinds de val van de Berlijnse Muur is het niet langer ondenkbaar dat een grootschalige oorlog op dit continent uitbreekt. Dat is allesbehalve iets om naar uit te kijken, maar wat als het zover komt? Deze visienota is een vertrekpunt, maar als de wereld zo verandert, moet de lat moet nog hoger gelegd worden.
Paradoxaal genoeg lijkt men zich in het parlement meer en meer bewust van de ernst van de situatie. Met ruime meerderheid werd vorige week een resolutie over de Warschau-top aangenomen. Die riep de regering op om de Belgische bijdrage aan de versterking van de Navo-oostflank te verhogen en daar met een rotatiesysteem Belgische militairen te stationeren. Dat is een belangrijke aanzet tot meer solidariteit met de meest kwetsbare van onze Europese partners. Na de zomer moet de visietekst in een militaire programmatiewet vertaald worden: een uitgelezen kans voor onze volksvertegenwoordigers om hun rol te spelen. Alleen met een solide budgettaire verankering kan België weer zijn plaats in de alliantie opnemen en overtuigend de terugkeer naar Harmel bepleiten.