Handboek voor politieke partijen
'Partijen overgefinancierd door overheid'
| Guy Tegenbos
'De Belgische politieke partijen zijn voor 85 procent gefinancierd door de overheid. Dit is ongezond veel. Daardoor zijn ze niet verplicht de boer op te gaan om burgers te overtuigen ...
'De Belgische politieke partijen zijn voor 85 procent gefinancierd door de overheid. Dit is ongezond veel. Daardoor zijn ze niet verplicht de boer op te gaan om burgers te overtuigen hen financieel te steunen. Ze kunnen leven en rondkomen zonder het volk. Helaas. Dat is niet goed', zegt Dajo De Prins, die net gepromoveerd is tot doctor in de rechten aan de Universiteit Antwerpen (UA). Hij stelde gisteren zijn doctoraat voor in de vorm van een 'handboek politieke partijen' in het parlement. 'De huidige situatie is deels een begrijpelijke reactie op de vroegere “vrije financiering, die uitmondde in corruptie. Die kwam in de jaren 90 aan het licht. Maar de slinger sloeg te ver door', zegt De Prins.
'Dat een individu niet méér dan 500 euro aan een partij mag geven, en een bedrijf zelfs niets, is overdreven. 2.500 euro zou redelijk zijn; geen enkele partij is om te kopen met 2.500 euro. Dat zou nog altijd het laagste bedrag in Europa zijn en ons ver weg houden van “Amerikaanse toestanden,.'
De Prins put zijn argumenten uit de grondwet en de teksten over politieke partijen die stoelen op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Wat bedoeld was als een handboek 'over' politieke partijen, werd een handboek 'voor' politieke partijen. We weten nu waar het schoentje knelt en welke kant het op moet.
De partijen zijn extreem belangrijk in België. Zij domineren niet alleen het parlement, zoals De Prins schrijft, maar heel het publieke leven. Zelfs binnen het Grondwettelijk Hof, dat ultiem over de partijen moet oordelen, wordt de helft van de leden voorgedragen door de partijen.
De Prins hanteert daarom terecht de term particratie. Er staat haast niets in de grondwet over partijen, maar er is wel veel uit af te leiden, en er komt vooral veel uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Doordat ze zo machtig zijn, kunnen ze ook de regels voor zichzelf vastleggen. Daarom vindt De Prins dat de wetgever 'niet te vertrouwen' is als hij zulke regels maakt en vindt hij dat voor die regels extra waakzaamheid nodig is vanwege de Raad van State en het Grondwettelijk Hof. Die zijn, net als hun Europese collega's, de afgelopen decennia kritischer geworden. Maar de gelijkheid van kansen, de vrije meningsuiting en de vrijheid van vereniging zouden toch nog beter moeten worden bewaakt, zo blijkt.
Dat partijen maar overheidsgeld krijgen als ze de kiesdrempel of 5 procent van de stemmen behalen, is volgens De Prins overdreven en strookt niet met het Europees beginsel van gelijkheid van kansen. In Duitsland eist men maar 0,5 procent.
Het verbod om moderne reclamemiddelen zoals tv-reclame te gebruiken moet ook sneuvelen. Noorwegen werd daarvoor al veroordeeld. Dat verbod belet kleine of nieuwe partijen door te breken.
De Prins ging ook uitvoerig in op de vraag 'van wie een mandaat is'. Aanleiding was de heisa rond Kim Geybels, die vorig jaar na een beruchte Thailandtrip, ontslag moest nemen van haar partij, de N-VA. Het mandaat is van het parlementslid, zegt hij. 'Een partij mag druk uitoefenen om ontslag te nemen, maar niet dwingen. Ze mag partijtucht vragen, maar een parlementair mag zich eraan onttrekken.'
Dajo De Prins, Handboek politieke partijen, Die Keure, 541 p., 125 euro